1. Bij de Grieken was het enharmonisch geslacht één van de drie tetrachordvormen, bestaande uit een grote terts en twee kwarttonen in dalende richting {z Hellas, muziek).
2. Tegenwoordig verstaat men onder enharmoniek het gebruik van tonen, die mathematisch verschillend, maar in de practijk van de evenredig zwevende stemming identiek zijn, zoals ges en fis, c en bis enz. Men onderscheidt enharmonische verwisseling, enharmonische verandering, enharmonische intervallen, enharmonische verwantschap, enharmonische modulatie.
Verwisseling treedt op, wanneer men alle tonen (bij een eenstemmige melodie slechts één toon) verandert in de enharmonische relatie, zodanig dat er geen functieverandering optreedt, bijv. wanneer men het accoord ges bes des verandert in fis ais cis, of wel, wanneer men overgaat van fis groot in ges groot.
Over enharmonische verandering spreekt men wanneer niet alle tonen enharmonisch veranderen bijv. bij de verandering van cis e g in des e g.
Enharmonische intervallen zijn op de piano gelijk, doch in wezen verschillend, zoals de overmatige secunde c - dis en de kleine terts c - es. Het interval tussen twee enharmonisch gelijke tonen (cis - des bijv.) wordt wel enharmonische diesis genoemd.
Bij verwantschap en modulatie spreekt men van enharmonisch, wanneer het verschijnsel van enharmoniek bij de verwantschap van accoorden, resp. bij de gang der modulatie wordt betrokken. (z muziekleer, harmonie).