en Elohim zijn de Hebreeuwse uitdrukkingen voor God, waarvan El is de meest algemene uitdrukking, Eloah een poëtische vorm (vooral in het boek Job) en Elohim eigenlijk een meervoud: „goden” en dan de God van Israël als de samenvatting van alle goddelijke machten. Elohist noemde men in de Bijbelcritiek sedert Astruc* de auteur van een der vermeende „bronnen” in de Pentateuch, daar deze, naar men meende, God tot aan de openbaring van de naam Jahveh* (Jehova) uitsluitend met de naam Elohim aanduidde (in tegenstelling tot de „Jahwist”, die van het begin af de naam Jahwe zou bezigen).
Lit.: O. Grether, Name und Wort Gottes im Alten Test. (Beihefte Zeitschr. Alttest. Wissensch. 64, 1934); W. Rudolph, Der „Elohist” von Exodus bis Josua (ibid. Beiheft 68, 1938).