is het registreren der potentiaalschommelingen in de hersenen. Deze potentiaalschommelingen bedragen aan de hersenoppervlakte 100 k 1000 microvolt (één microvolt is één millioenste Volt).
Aan de buitenzijde van de schedel doen zij zich 20-voudig verzwakt gelden, zij bedragen hier gemiddeld 20 microvolt. Deze minimale potentiaalschommelingen kunnen door middel van een reeks achter elkaar geschakelde electronenbuizen 10 tot 50 millioen maal worden versterkt waardoor zij voldoende energie leveren om een mechanische inktschrijver in beweging te brengen. Deze inktschrijver registreert de potentiaalschommelingen op een strook papier die met een snelheid van 3 cm per sec wordt voortbewogen. De lijn die de inktschrijver op het papier maakt vertoont bij de normale volwassene 8 à 12 golven per sec. Onder invloed van algemene of plaatselijke hersenziekten vertoont het electro-encephalogram (afgekort E.E.G.) afwijkingen in vorm, frequentie en amplitudo der golven die kenmerkend kunnen zijn voor bepaalde ziekten. De techniek en de klinische toepassing der electro-encephalografie zijn opgebouwd op het baanbrekende werk van Hans Berger uit Jena, die van 1927-1937 het resultaat van zijn onderzoekingen in een reeks publicaties vastlegde.