Frans natuur- en scheikundige (Rouaan 12 Febr. 1785 - Parijs 19 Juli 1838), was hoogleraar in de chemie aan de Ecole polytechnique te Parijs. Hij heeft tal van onderzoekingen gedaan op chemisch en fysisch-chemisch gebied.
Zijn naam is vooral bekend geworden door zijn bepalingen (met Petit te zamen) over de soortelijke warmte van vaste stoffen en de zgn. „regel van Dulong en Petit”, volgens welke de atoomwarmte der vaste elementen (= product van specifieke warmte en atoomgewicht) voor alle ongeveer gelijk (= 6,0 - 6,4 cal/gr) zou zijn. Omgekeerd geeft deze regel een middel om na te gaan of de vaste elementen en verbindingen de atomen (ionen) als zodanig voorkomen of verbonden tot moleculen. Er komen echter ook vele uitzonderingen voor, zoals diamant, en voorts alle stoffen bij lage temperaturen. Deze hebben een lagere atoomwarmte, terwijl bij hoge temperaturen het genoemde bedrag vaak wordt overschreden. De Wet van Dulong en Petit wordt verklaard door de kinetische theorie van de warmte. De quantumtheorie (Einstein, Debije) geeft een verklaring van de afwijkingen.Bibl.: Zijn geschriften zijn opgenomen in de: Annales de chimie et de physique en in de Comptes rendus van de Académie des Sciences te Parijs. Vele daarvan zijn gepubliceerd met A. Th. Petit, o.a. Recherches sur quelques points importants de la théorie de la chaleur (1819), waarin de ,,Wet van Dulong en Petit” is geformuleerd.