Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DUBLIN (stad)

betekenis & definitie

hoofdstad van de republiek Ierland (Eire) en van het gelijknamige graafschap, officieel Iers-Gaelisch: Baile Atha Cliath geheten, is de zetel van de regering (president, parlement enz.), van het Hooggerechtshof en van de Protestantse en van de R. K. aartsbisschop.

De stad ligt aan het einde van de ruime Dublin- of Liffeybaai en telt (1946) op 34 kma 506.635 inw. Voorsteden zijn Clontaif, Drumcondra, Kilmainham in het N. en Rathmines, Pembroke, Blackrock, Kingstown en Killiney in het Z. Dublin is gebouwd in de vorm van een ellips, door de 14 km lange Circular Road omgeven en wordt door het Grand Canal en het Royal Canal, die de Liffeybaai met de Shannon verbinden, van de voorsteden gescheiden. De Liffey, door verschillende bruggen overspannen, splitst de stad in een noordelijk en een zuidelijk (het nieuwste) gedeelte.De Liffey is bevaarbaar voor schepen van 7 m diepgang; de buitenhavens zijn het bassin van Kingstown, sedert 1834 met de stad door een spoorweg verbonden, en het bassin van Howthhill. De toegang van de rede tot de mond der Liffey wordt door twee dammen, de South-Wall en de Bull-Wall, open gehouden. De toenemende verzanding van de haven (grote schepen moesten op een afstand van 7 km van de dokken ankeren) heeft de ontwikkeling van Kingstown zeer bevorderd, maar in de laatste jaren is ook de toegang tot de haven van Dublin veel verbeterd. In 1945 vielen 2766 schepen met 1,1 millioen netto reg.ton binnen. Het vliegveld ligt op 8 km van de stad in Baldonell. De industrie omvat vnl. distilleerderijen en bierbrouwerijen, in hoofdzaak voor de export werkend. Verder fabrieken van kunstmest, biscuits, zeep en vele andere bedrijven, vooral op de aanvoer van grondstoffen per zeeschip georiënteerd.

De stad is verdeeld in wijken; het stadsbestuur bestaat uit even zoveel „aldermen”, van wie er één Lord Mayor is; verder is er een gemeenteraad.

In Dublin zetelen sedert 1930 een pauselijk nuntius en de gezanten van andere staten. Voor Nederland is er een consulaat-generaal.

Geschiedenis

Dublin werd gesticht waar de Liffeybaai een gemakkelijke toegang geeft tot de vlakte van Ierland. Reeds in het neolithicum moet hier een nederzetting hebben bestaan; ook vondsten uit de brons- en ijzertijd worden vermeld. Sommigen identificeren deze nederzetting met het ’Eβλανα (Eblana) van Ptolemaeus II, 2, 7, dat ook identiek kan zijn met Dundalk, omdat de Eblanii aan de baai van Carlingford woonden. Volgens de legende werden de bewoners van Leinster in 291 n. Chr. verslagen door de bewoners van Dublin en werd deze stad ca 450 door St Patrick gekerstend. Ca 832 veroverden de Noormannen onder Thorkel I de stad; zij heet dan naar de van horden gemaakte rivierovergang Baile Atha Cliath Du(i)bhlinn, d.i. stad van horden aan het zwarte moeras (afgekort Duibhlinn of „zwart moeras”, op munten uit de Noormannentijd Dyflin). De Noormannen, die ook wel als de grondvesters der stad worden beschouwd, behielden haar twee eeuwen, ondanks de voortdurende tegenstand der Ieren. In 1171 pas worden zij definitief verjaagd, niet door de Ieren, doch door de Engelsen zelf onder heerschappij van Normandische koningen. Zij wordt nu een Engelse kolonie in het Ierse land. De gehele geschiedenis door is zij dan ook het bolwerk der Engelse macht in Ierland en daardoor het toneel van zeer veel strijd. De Engelsen weten er steeds te overwinnen: in 1641 en 1646 blijft Dublin in hun handen tijdens de opstand der Ieren, in 1649 begint Cromwell hier zijn veldtocht, in 1690, wanneer Jacobus II met de Katholieken er een ogenblik heerst, landt Willem III hier en in 1798 en 1803 blijft de stad het Engelse steunpunt bij nieuwe Ierse opstanden. Tot 1800 was Dublin de zetel van het Ierse Parlement en van de onderkoning, de Universiteit (Trinity College, gesticht in 1591) was er steeds een bolwerk der Anglicaanse Kerk tegenover het overwegend Katholieke Ierland.

Lit.: J. T. Gilbert, History of the city of Dublin (3 dln, 1854-1859); L. J. Vogt, Dublin som Norsk By (Christiania 1896); P. L. Dickinson, The Dublin of Yesterday (1929); The Dublin Civic Survey Publications of the Civic Institute of Ireland, II (1925); J. H. Harvey, Dublin (1949).

Kunsthistorisch

De belangrijkste gebouwen in het noordelijk stadsdeel zijn: het hoofdpostkantoor, met Ionische zuilengalerij (1815-1817; arch.: Francis Johnston); het Rotunda Hospital, de eerste kraamvrouwenkliniek in Groot-Brittannië (1757; arch. Richard Cassels); Charlemont House, 1762, door Sir William Chambers ontworpen voor de eerste graaf van Charlemont, thans Municipal Art Gallery, museum voor moderne schilderkunst; de Metropolitan Pro-Cathedral, de voornaamste R.K. kerk (1816; in Dorische stijl); Custom House, op de noordoever van de Liffey is het werk van James Gandon (1781-’91), met zijn middenbouw met een Dorische zuilengalerij en twee zijvleugels een imposant gebouw aan de rivier. Achter het hoofdgebouw liggen twee binnenplaatsen, van elkaar gescheiden door een gebouw met koepel, welke laatste sterk de totaalindruk van de gevel beheerst. Verder westwaarts en eveneens aan de noordoever van de rivier ligt Gandon’s tweede schepping: de Four Courts, het gerechtshof (1786-1800, in samenwerking met Thomas Cooley). Het gebouw ontleent zijn naam aan de vier soorten rechtbanken (courts): Exchequer, Common Pleas, King’sBench, Chancery. Het hoofdgebouw, met Corinthische zuilengalerij aan de rivier, en een koepel, heeft aan weerskanten een vleugel, elk weer met een binnenplaats.

In het zuidelijk stadsdeel bevinden zich de meeste Irstorisch belangrijke gebouwen, o.a. de Bank van Ierland, in 1729 begonnen als parlementsgebouw, doch sedert 1801 als bank in gebruik, om een vierkante binnenplaats gebouwd in neo-klassieke stijl met. een Ionisch portico. Dublin bezit de volgende universiteiten: University College, een fusie van de Queen’s University en de Royal University, is een loot van de Ierse nationale universiteit, die ook „colleges” in andere steden heeft, en Trinity College, aan de oostzijde van College-Green, gesticht door koningin Elizabeth in 1591. De tegenwoordige gebouwen dateren uit de 18de eeuw en liggen om drie binnenplaatsen gerangschikt; de ca 100 m brede gevel is versierd met Corinthische zuilen (1752-1760; arch.: Henry Keene en John Sanderson). De bibliotheek (begonnen 1712) bezit een verzameling kostbare manuscripten, w.o. het beroemde verluchte handschrift van de evangeliën, genaamd The book of Kells (tweede helft 7de eeuw). Er zijn ook een R.K. universiteit (1854) en een voor vrouwen, Alexandra-college (1866). Van de geleerde genootschappen zijn de Royal Dublin Society, de Royal Irish Academy en het Royal college of Science de voornaamste. Voorts zijn er een genootschap voor natuurkunde en schone kunsten en een nijverheidsmuseum. Dublin bezit in het gebouw van de Vrijmetselaarsloge een fraai bouwwerk (1868). Aan de westzijde van Leinster Green en ter noord- en zuidzijde geflankeerd door het nationale museum en de nationale bibliotheek, ligt Leinster House, thans parlementsgebouw, doch aanvankelijk door Cassels ontworpen voor de hertogen van Leinster (1745). Het nationale museum bevat een grote collectie Ierse oudheden. Merrion square en St Stephen’s Green (nu openbaar park) zijn omzoomd met blokken voorname 18de-eeuwse, zgn. „Georgian” huizen. In de National Gallery of Ireland, geopend 1864, bevindt zich een fraaie collectie schilderijen (Hollandse en Italiaanse school). Het kasteel, begonnen ca 1200, heeft van 1565-1922 de Lord Deputy, onderkoning, tot paleis gediend. Van de middeleeuwse gebouwen is bijna niets bewaard. Dublin bezit twee kathedralen, de Christ Church en de St Patrick’s kathedraal; eerstgenoemde werd gesticht door gekerstende Noormannen (1035), hun zeer grote crypt is nog intact. De ruïne van de oude kapittelzaal is een der zeer schaarse middeleeuwse overblijfselen in de stad (1230). Beide kathedralen hebben in de tweede helft van de 18de eeuw grondige, en voor die tijd niet al te radicale, restauraties ondergaan. Een ander middeleeuws overblijfsel in Dublin is de oude parochiekerk van St Audoen (toren en westdeur, 12de eeuw; noorderzijbeuk, 15de eeuw; schip en koor, 15de eeuw, vervallen).

AR. SCHIPPERS

Lit.: D. A. Chart, The Story of Dublin („Mediaeval Towns series”) (Dublin 1932); H. A. Wheeler and M. J. Craig, The Dublin city churches of the Church of Ireland (1948); John Harvey, Dublin (Dublin 1949).

< >