had aanvankelijk (o.a. bij mr L. W.
C. van den Berg) de betekenis van scheiding van de samenleving in twee gedeelten, een kunstmatige achterstelling van de overheerste en bevoorrechting van de heersende groep, op generlei wezenlijk verschil gebaseerd en door Westerse eenheidswetgeving te assimileren. Nauwgezette bestudering van de verschillende gebieden der Indische samenleving bracht echter een organisch dualisme aan het licht, zich openbarend in een eigen rechtsleven met eigen rechtsbegrippen naast het geïmporteerde Europese rechtsstelsel, in eigen staatkundige vormen en in eigen sociale en economische wetmatigheden, aangepast aan aard en omstandigheden: vormen en wetmatigheden, die zich naast de uit het Westen overgeplante constructies en begrippen hebben weten te handhaven. Dit dualisme erkent en eerbiedigt de eigen ontwikkeling en behoeften in de Indische maatschappij en wil zich hierop baseren bij een politiek van opbouw op sociaal, economisch en politiek gebied, die op versterking van het gevoel van geestelijke zelfstandigheid en verantwoordelijkheid aanstuurt.Lit.: J. H. Boeke, De begrippen dualisme, unificatie en associatie in de koloniale politiek (Koloniale Studiën, 1923, II).