noemt men woorden die op dezelfde grondvorm teruggaan, maar niet gelijkluidend zijn. Zo zijn ridder en ruiter doubletten, omdat ze beide door middel van het suffix -ari van de stam van het werkwoord rijden gevormd zijn.
Ze kwamen in het Nederlands naast elkaar te staan doordat ruiter aan het Duits ontleend werd, terwijl ze naast elkaar bleven bestaan doordat er een betekenisverschil tussen de beide woorden ontstond. In het Frans ontstonden doubletten doordat men, naast de woorden die op klankwettige wijze uit het vulgair-Latijn ontstaan waren, in later tijd het Latijnse grondwoord aan het Latijn ontleend heeft. Zo kreeg men naast frêle: fragile, naast chose: cause.