Engels dichter, criticus en biograaf (Plymouth 18 Jan. 1840 - Ealing 2 Sept. 1921), werd als letterkundige pas bekend na 1870. Een jarenlange vriendschap verbond hem met Edmund Gosse.
In zijn fijn en licht verswerk zit veel Franse geest en behalve luchtige „dialogen” publiceerde hij veel villanelles, rondeau’s e.d. Beroemd is zijn literaire fabel The Carver and The Caliph, een verdediging van „de kunst om de kunst”. Zijn Collected Poems zijn sedert hun verschijning in 1897 herhaaldelijk herdrukt. Hij was een autoriteit wat betreft letteren en kunst in de 18de eeuw, waarover hij vele nog zeer leesbare luchtig-erudiete essays schreef.Bibl.: studies over de schilder Hogarth (1879, omgewerkt in 1891 en nog eens in 1907), de graveur Thomas Bewick (1884), de schrijvers Fielding (1883), Steele (1886), Goldsmith (1888), Horace Walpole (1890), Richardson (1902), Fanny Burney (1903). Verder Eighteenth Century Vignettes (3 series, 1892-1896); Four Frenchwomen (1890, handelt over Charlotte Corday, Madame Roland, Princesse de Lamballe en Mad. de Genlis); A Paladin of Philanthropy and other Essays (1899); Sidewalk Studies (1902); Rosalia’s Journal and other Papers (1915); De Libris. Prose and Verse (1908, verm. ed. 1911); Old Kensington Park (1910); At Prior Park (1912); Later Essays 1917-1920 (1921). Uitg.: A. T. A. Dobson, Compl. Poet. Works of A. D. (1923).
Lit.: B. I. Evans, Engl. Poetry in the Later 19th Cent. (1933); S. M. Ellis, Mainly Victorian (1925); Edm. Gosse, Silhouettes (925); W. E. Henley, Views and Reviews (1892); A. T. A. Dobson, A. D. some notes (1928).
