is de naam van een neef en volgeling van Boeddha. Na een vijftiental jaren aanhanger te zijn geweest van Boeddha, trachtte hij deze opzij te dringen en poogde zelfs driemaal hem te doen vermoorden.
Het gelukte hem wel enkele volgelingen te winnen voor zijn ascetische denkbeelden, maar groot is de door hem gestichte secte nooit geworden. Voortgaand op de mededelingen van twee beroemde Chinese pelgrims Fa Hien (4de eeuw) en Hsuang Tsang (7de eeuw) bestonden er nog in hun tijd enkele kloosters, die de regel van Devadatta volgden. Latere legenden weten veel meer van hem te vertellen, o.a. hoe hij nabij Sāvatthi door de aarde verzwolgen werd.Lit.: H. Oldenberg, Vinaya Pitaka ed. (London 1879); Rhys Davids and H. Oldenberg, Vinaya Texts (Oxford 1881-1885); H. Kern, Manual of Indian Buddhism (Strassburg 1896); T. Watters, On Yuan Chwang’s Travels in India (London 1904-1905); V. Fausböll, The Jātaka (7 vol. ibid. 1877-’97).