oudtijds ook wel defenslijn genoemd, is in de plattegrond van een gebastionneerd vestingwerk de denkbeeldige lijn a-f of e-f, zoals in de schets voor het Oudnederlandse stelsel is aangegeven, getrokken: óf van het punt van samenkomst van flank en courtine, óf van een punt e van de courtine in het verlengde van de face d-f, in beide gevallen naar de saillant f van het naastgelegen bastion. In het eerste geval spreekt men van de bestendige defensielijn (ligne fichante), in het tweede van de strijkende defensielijn (ligne rasante of ligne flanquante).
Deze lijnen stellen de banen van een musketkogel voor. De grootste afstand, waarop met het musket trefkans was te verwachten, bepaalde tevens de lengte van de defensielijn a-f, aan de hand waarvan de vestingwerken meestal werden getraceerd, en niet naar de lijn e-f. Het punt a kwam nl. ongeveer overeen met de plaats van de in de flank a-c opgestelde schutters, terwijl het gedeelte van de courtine a-e, tweede of second-flank genaamd, uiteraard een minder goede opstelling bood tot flankering van de face d-f.Bij het Nieuwnederlandse stelsel van vestingbouw staan de flanken loodrecht op de verlengde facen (z bastion) en komen dus slechts defensielijnen van één lengte voor.