is de aanduiding voor een bestuursstelsel, dat in beginsel centralistisch is, maar waarbij de hogere overheid aan lagere instanties allerlei onderwerpen ter beslissing overlaat, met het voorbehoud, dat zij, waar die gegeven worden, de aanwijzingen van de hogere autoriteiten zullen volgen, en dat zij onverkort aan het gezag van deze laatsten onderworpen blijven. In het bijzonder in Frankrijk, waar het de aangewezen correctie was op een in beginsel gecentraliseerd bestuur, heeft men aan het begrip aandacht geschonken.
Bij ons kan men van deconcentratie spreken op het gebied van het arbeidsrecht, waar aan de inspectie van de arbeid belangrijke zelfstandige bevoegdheden zijn gegeven, op het gebied van de volksgezondheid en op dat van de belastingen. Vooral op het gebied van de belastingen vertoont zich de deconcentratie in zuivere vorm: allerlei bevoegdheden worden door de belastingwetten in het bijzonder aan de inspecteurs van de belastingen toevertrouwd, maar niemand twijfelt er aan, dat zij bij het hanteren van die bevoegdheden de aanwijzingen van de minister dienen te volgen. Het zou er met de rechtsgelijkheid tussen de belastingschuldigen zonderling uitzien als het anders was (z verder decentralisatie).
PROF. MR O. A. VAN POELJE.