Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

David van HOOGSTRATEN

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Rotterdam 14 Mrt 1658 - Amsterdam 13 Nov. 1724), vestigde zich na zijn promotie in de geneeskunde (1683) te Dordrecht. Weinig echter bemoeide hij zich met de praktijk; hij hield zich meer onledig met het vertalen of het bezorgen van uitgaven van Latijnse geschriften; vooral zijn uitgave van Phaedrus is bekend.

Later werd hij praeceptor en vervolgens prorector aan de Latijnse school te Amsterdam. Bekend bleef ook zijn Groot alg. hist. geogr., geneal. en oordeelkundig woordenboek (met J. L. Schuer, 7 dln, Amsterdam 1725-1733) (z encyclopaedie).Bibl.: Rijmoefeningen van David van Hoogstraten en Petrus Rabus (1678); Esopische fabelen van Fedrus enz. (1703); Phaedri Augusti liberti Fabularum Aesopiarum libri V, etc. (1699, 1701, 1718); Carmina (1682 en later bij herhaling); Gedichten (1697); de uitgave der Latijnse en Nederlandse gedichten van Broekhuizen (1711/12) en die van de gedichten van Antonides van der Goes (1714).

Lit.: A. G. v. Hamel, D. v. H., in: Rott. Jaarboekje (1921).

< >