(1, sterrenkunde) (Lat.culmen = top) noemt men de doorgang van de sterren door de meridiaan van de plaats, waar zich de waarnemer bevindt, omdat zij dan, met betrekking tot de waarnemer, het hoogste punt hebben bereikt. De zon culmineert steeds op de ware middag.
Voor sterrenkundigen is de tijd van de culminatie van een hemellichaam van het grootste belang daar hij dient om de rechte klimmingen van de sterren te bepalen. Bij circumpolairsterren, die in 24 uur tweemaal door de meridiaan gaan, onderscheidt men bovenste en onderste culminatie. De laatste uitdrukking betekent de laagste stand van de circumpolairster.(2, geologie) is in de tektonische geologie een term, die in de beschrijving van geplooide aardlagen gebruikt wordt. In een geplooid gebied wisselen plooiruggen (anticlinalen) en plooidalen (synclinalen) elkaar in een dwarsprofiel af. Elke plooirug en elk plooidal heeft, ook in overlangse richting beschouwd, een begin en een einde, m.a.w. een plooirug begint zich ergens te verheffen en daalt in de richting van de plooias ergens, terwijl de as van een plooidal eveneens in een verticaal vlak gebogen is. Het hoogste punt van een anticlinale ligt op de culminatie, het laagste punt in de depressie.
Dit geldt ook voor synclinalen. Daarom wordt gesproken van anticlinale culminatie (AC in de figuur), anticlinale depressie (AD), synclinale culminatie en synclinale depressie (SD). Ook in sterker geplooide gebieden, waar dekbladen optreden, worden de, in overlangse richting beschouwd, hoogste gedeelten culminaties, laagste gedeelten depressies genoemd.