Romeins historicus (iste eeuw v. Chr. - na 32 v.
Chr.), afkomstig uit Noord-Italië, vriend van Catullus, is de eerste Latijnse auteur, die over algemene geschiedenis schrijft. Behalve de Chronica, een chronologisch uittreksel der wereldgeschiedenis in 3 rollen, dat verloren is, en andere eveneens verloren geschriften vervaardigde hij een groot werk in 16 boeken, levensbeschrijvingen van beroemde Romeinen en buitenlanders, waarvan ons alleen de reeks buitenlandse veldheren, onder de titel De excellentibus ducibus exterarum gentium, 23 stuks, alsmede de biografie van twee Romeinen, de oude Cato en Atticus, bewaard zijn. Deze beschrijvingen zijn geen meesterwerken: de veldheren zijn niet zozeer mensen als wel toonbeelden van deugd, wier krijgsdaden terloops worden aangestipt; een overvloed van anecdotes kan het gebrek aan diepgang niet vergoeden ; de stijl is wel helder en eenvoudig, maar ook droog en onbeholpen. Vroeger werd Nepos algemeen door de beginnelingen op de scholen gelezen.Bibl.: uitg. d. G. Cobet, 3de dr. (Leiden 1893); d. E. O. Winstedt (Oxford 1904); d.
K. Nipperdey-K. Witte, nde dr. (Berlin 1913, de beste commentaar); d. H. Malcovati (Torino 1934); C. Halm-A.
Fleckeisen, 2de dr. (Leipzig 1935). Tekst m. Fr. vert. d. A. M. Guillemin (Paris 1923, Coll.-Budé) en d.
C. Vergniol-M. Rat (Paris 1934); m. Eng. vert. d. E. S.
Forster en J. C. Rolfe (Florus and N., London 1929 Loeb Class. Libr.).