L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie van de Samengesteldbloemigen (Composieten). Het onderscheidt zich door tegenoverstaande bladeren en brede bloemhoofdjes met een dubbel, veelbladig omwindsel, één rij geslachtsloze lintbloemen om een schijf 2-slachtige buisbloemen, stroschubben naast de bloemen en samengedrukte vruchten met een uit 2 tanden bestaand vruchtpluis. De 70 soorten groeien vooral in Noord-Amerika.
Sommige er van zijn in ons werelddeel als sierplanten bekend, zoals C. grandiflora Nutt., met een gesleufde, onbehaarde stengel ter hoogte van i m, ongesteelde, aan de voet gewimperde bladeren en zeer fraaie, gele bloemen; C. tinctoria Nutt., met geveerde tot dubbelgeveerde onderste en onregelmatig dubbeldrietallige bovenste bladeren, alle met lijnvormige blaadjes, en met eindelingse, alleenstaande langgesteelde bloemhoofdjes met langwerpig-omgekeerd eivormige, 3-spletige straalbloemen, goudgeel, met een grote of kleine donkerbruine vlek aan de voet; C. Drummondii Torr. et Gray, met dergelijke bloemhoofdjes en geveerde bladeren, waarvan de deelblaadjes eivormig zijn; C.pubescens Eli., enz. Het geslacht wordt ook wel Calliopsis genoemd.