de Romeinse god van de gelukkig in de schuren geborgen oogst (Lat. condo = ik berg). Hij had een overoud onderaards altaar (oorspronkelijk bewaarde men het graan in onderaardse kelders).
Zijn voornaamste feesten (Consualia) vielen op 21 Aug. en 15 Dec., d.i. aan het begin van de oogsttijd en aan het einde van het dorsen. Ter gelegenheid van deze feesten werden ook wedrennen van werkpaarden en muildieren gehouden bij het altaar van Consus in het dal tussen de Palatijnse en de Aventijnse heuvel, waar later de Circus Maximus gebouwd werd (z Ops).Lit.: P. Lambrechts, Consus et l'enlèvement des Sabines, in: L’Antiquité classique 15 (1946) 61 vlgg.