wil zeggen: verenigbaarheid volgens het recht, van verschillende ambten of functies in de handen van een zelfde persoon. Daar die verenigbaarheid bestaat, als zij niet is uitgesloten hetzij door een uitdrukkelijke wetsbepaling, hetzij door de aard der zaak (een gecontroleerde kan bijv. niet zijn eigen controleur zijn), valt de nadruk op de gevallen van uitsluiting der verenigbaarheid, van incompatibiliteit. Zo regelt de grondwet de ambten, waarmee het lidmaatschap van de Staten-Generaal niet verenigbaar is, de Gemeentewet de ambten, bij bekleding waarvan men geen Raadslid kan zijn, enz.
Ook in het kerkelijk recht spreekt men van compatibile en incompatibile ambten. Men noemt Constitutionele incompatibiliteit die, welke voortspruit uit de Grondwet, wettelijke, die haar grond vindt in de gewone wet.
