L. is de naam van een Oostindisch plantengeslacht uit de familie der Grassen (Gramineeën), dat enige soorten omvat. Coix Lacryma-Jobi L. heeft ruim 1 m hoge halmen met vertakte, neerhangende aren met bovenaan een aantal 2-bloemige mannelijke aartjes,terwijl zich daar beneden, omgeven door een uit het basale gedeelte van een schutblad ontstaan involucrum, een drietal aartjes bevindt, waarvan er één een goed ontwikkelde vrouwelijke bloem bergt. Door impregnatie van het involucrum met kiezelzuur ontstaan bij het wilde gras de traanvormige, porseleinachtige, steenharde schijnvruchten, die Jobstranen genoemd worden en vroeger in de apotheek als Lacryma Jobi gebruikt werden.
Van de vruchtjes maakt men bidsnoeren, kettingen, enz.. Bij de gekweekte vorm zijn de vruchten bros en eetbaar. In smaak komen zij met maïs en rijst overeen en zij worden wel als paardenvoer gebruikt. Een andere soort is Coix agrestis Lour., een grassoort uit Oost-Indië, die 2 m hoog wordt.