(afgeleid van Gr., chirrhos, geel) is de naam die Laënnec heeft gegeven aan een ziekte van de lever, waarvan de voornaamste anatomische kenmerken zijn: verkleining en verharding van het orgaan, korreligheid van zijn oppervlak, toeneming van het bindweefsel tussen de leverkwabjes en vermindering van het eigenlijke leverweefsel, dat zich aan het blote oog voordoet als gele knobbeltjes. Laënnec doelde met die naam op deze gele kleur (de normale lever is roodbruin).
Het woord „cirrhose” lijktechterveelop „scirrhus” hetgeen verharding, hard gezwel of hard lichaam betekent. Dit gaf aanleiding tot verwarring en tot een geleidelijke verschuiving van de betekenis, zodat men thans met „cirrhose” in het algemeen bedoelt een proces, waarbij de eigenlijke orgaancellen (het parenchym) voor een belangrijk gedeelte door schrompelend bindweefsel worden vervangen. In die zin wordt de term ook wel voor andere organen dan de lever gebruikt, bijv. longcirrhose d.i. longfibrose: vervanging van longweefsel door bindweefsel. DR H. J. VIERSMA.
