is een alkaloïde, een organische base, trimethyl-hydroxyethyl-ammoniumhydroxide, die het eerst in gal is gevonden en daarom choline of bilineurine genoemd wordt. Het is een bestanddeel van lecithine, een in fysiologisch opzicht zeer belangrijk phospholipide en van acetylcholine, een der stoffen, die dienst doen bij de humorale overdracht van prikkels in het zenuwstelsel (z autonoom zenuwstelsel).
Tegenwoordig rekent men choline vaak tot het vitamine-B-complex; ofschoon het in zekere mate door het menselijk lichaam kan worden gemaakt, schiet de synthese in bepaalde omstandigheden te kort.In de laatste tijd heeft vooral de lipotrope werking van choline de aandacht getrokken: choline kan bepaalde afwijkingen van de vetstofwisseling verhinderen, in het bijzonder de leververvetting die ontstaat bij honden waarvan de alvleesklier is weggenomen en bij ratten die worden gevoed met zeer veel vet of cholesterol. Ook betaine en het aminozuur methionine hebben een lipotrope werking: vermoedelijk stellen deze stoffen haar methyl (CH3)-groepen beschikbaar voor de synthese van choline uit ethanolamme. Naar aanleiding van deze bevindingen zijn vele onderzoekingen verricht, die hebben geleid tot gewijzigde inzichten in de dieet-behandeling van ziekten der lever.
DR H. J. VIERSMA.
