Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CECROPIA

betekenis & definitie

L. is de naam van een merkwaardig plantengeslacht uit de familie der Moraceeën met 30-40 Zuidamerikaanse soorten, tweehuizige bomen met hoge, geringde stammen, die evenals de takken holle internodiën hebben, en verspreide, hartschildvormige, handvormig ingesneden bladeren. De kleine bloemen staan in dichte aren.

De mannelijke vertonen een bloemdek uit 2 vergroeide blaadjes en 2 meeldraden, de vrouwelijke een 2tandig klokvormig bloemdek met 2 steriele meeldraden, afwisselend met de bloemdektanden, en een 2-bladig, 1-hokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop, dat als vruchtje door het bloemdek omsloten blijft. Een der meer bekende soorten, Cecropia peltata L., wordt 10-13 m hoog, met een kroon van grote, schildvormige bladeren, en groeit in West-Indië en Zuid-Amerika in de wouden, die er de bergen bedekken. Het melksap bevat caoutchouc. De zuurachtig-zoete vruchten zijn eetbaar en de schors kan dienen om te looien of als adstringerend geneesmiddel, terwijl men de holle stammen wegens hun lichtheid tot onderlaag voor vlotten aanwendt.

In de holten van stammen en takken wonen mieren. Zij doorboren de wanden op bepaalde, dunnere plekken, aangelokt door haren aan de basis der bladstelen, die voedsel voor de dieren bevatten (zgn. Müllerse lichaampjes). Ook de schotten tussen de internodium-holten worden doorboord, zodat er communicatie door de gehele boom is.

Deze Cecropia behoort dan ook, evenals enkele andere soorten, genoemd zij nog de C. adenopus Mart., de imbauba van Zuid-Brazilië, tot de zgn. mierenplanten. In hoge kassen vindt men Cecropia’s als sierplant. Tot de fraaiste soorten behoort C. palmata Willd., met grote, handvormige, 7-9-lobbige bladeren.

< >