(van Latijn causa, zaak, oorzaak) of factitieven is de naam voor een groep werkwoorden, die aanduiden het doen plaats hebben van een handeling of het brengen in een toestand. Zij onderscheiden zich gewoonlijk door bepaalde vormelementen.
In de Indo-Europese talen gebruikte men het suffix -ejo, dat geplaatst werd achter de stam van het enkelvoud van het praeteritum van het grondwerkwoord, zoals duidelijk blijkt uit het Gotisch: inf. ligan „liggen”, praet. sing, lag, causatief lag jan „leggen”. De vorm van het suffix komt duidelijk uit in andere Indo-Europese talen, bijv. Sanskrit: bodhayati bij de wortel bhud. Daar in de ontwikkeling der Germaanse talen de j vaak mutatie (umlaut) bewerkt in de voorafgaande lettergreep, is de juiste verhouding der stamklinkers verduisterd, zoals in vellen naast vallen, wekken naast waken, drenken naast drinken. Daardoor is ook te verklaren dat de causatieve betekenis nauwelijks meer wordt gevoeld, zoals bij zogen naast zuigen. De bovengenoemde vorming van causatieven is in de Germaanse talen al lang niet meer in gebruik. In het Nederlands omschrijft men tegenwoordig het causatief met behulp van de werkwoorden doen en laten (z werkwoorden).DR B. VAN DEN BERG.