(1) een departement in midden-Frankrijk, bestaande uit het vulkanisch Cantalmassief, het basaltplateau van St Flour, dat dit massief aan de oostzijde, het granietplateau, dat dit aan de westzijde begrenst, en het bekken van Aurillac, dat door de Cère wordt doorstroomd. Terwijl de boomloze basaltplateau’s (planèzes) meest als bouwland (tarwe) in gebruik zijn, vormt de Cantal een groot weidegebied, met talrijke herdershutten (burons), waar tevens kaas wordt bereid.
De in de planèzes ingesneden dalen, en het bekken van Aurillac, hebben bouwland, weiden, boomgaarden en vormen de dichtstbevolkte delen.Het dep. (5773 km2) telt (1946) 186843 inw. (d.i. 32 per km2; in 1926 nog 34, en in 1866 nog 41 per km2). Er is veel emigratie, vooral naar Parijs, zowel seizoens- als permanente emigratie. Van het stadje Salers, een centrum van de veefokkerij emigreert des winters bijna de helft naar de Franse hoofdstad. Verder levert dit dep. veel trekkende kooplieden, vooral Mauriac, Aurillac (parapluus).
Een deel van de emigranten keert later naar de geboortestreek terug. De voornaamste steden zijn Mauriac (ca 3300 inw.), een centrum van de veehandel, het schilderachtige St Flour (5384 inw.) met vele oude gebouwen en de hoofdstad Aurillac.
(2) is de naam van een berggroep in Auvergne, tot 1858 m hoog en dus slechts 28 m lager dan de hoogste top, de Puy de Sancy (1886 m) in de Mont Dore, het hoogste punt van het hoogland. De Cantalgroep is van vulkanische oorsprong en bestaat in hoofdzaak uit basalt en trachiet. Tot het einde van het Tertiair was deze vulkaan actief; in de ijstijd was hij door gletsjers bedekt, en de glaciale erosie vernielde enerzijds de kraterrand, doch gaf anderzijds aanleiding tot de afzetting van grote puinkegels. Van de eigenlijke krater vormt de Puy Griou (1694 m) het middelpunt, de kraterrand wordt gemarkeerd door een kring van uit andesiet bestaande toppen als de Puy de Peyre, Puy Mary, Plomb du Cantal (1858 m), Elancèze enz., die gescheiden worden door diepe dalen van de rivieren, die in dit gebergte ontspringen, zoals de Alagnon, een zijrivier van de Allier, en de Cère en de Jordane, zijrivieren van de Dordogne, en is voor een groot deel bedekt met weiden.
PROF. DR H. J. KEUNING.