(krijgskunde) is een samenstel van twee twee-wielige voertuigen (caisson-vóórwagen en -achterwagen) dienend om munitie voor geschut of voor handvuurwapenen, zowel in de gevechtstrein als in de niet op het gevechtsterrein komende munitie-colonnes en -treinen te vervoeren.
Bevat zij munitie voor geweer of mitrailleur, dan spreekt men van patrooncaisson. Waren deze voertuigen aanvankelijk van houtconstructie, later werden zij, vnl. voor het moderne geschut, gedeeltelijk van een pantser voorzien. De aldus gepantserde achterwagen, opgesteld naast het kanon, gaf aan de bediening van het stuk de nodige dekking tegen infanterievuur en scherfwerking, terwijl de munitie bij de hand was en het omwisselen van een ledige tegen een gevulde caissonachterwagen eenvoudig was. Sinds echter in Wereldoorlog I meer dan eens door een voltreffer de gevulde caisson tot ontploffing kwam, werd van dit dekkingsmiddel afgezien. Tegenwoordig wordt de munitie veelal in normale vrachtwagens aangevoerd en de munitie nabij de batterijstelling gecamoufleerd opgesteld.
De naam caisson komt meer en meer te vervallen en gesproken wordt van munitievoertuigen. Alleen bij het tegenwoordige veldgeschut (25 ponder of 9 veld) gebruikt men nog licht gepantserde caissons.