(Fr. cadence, van Lat. cadere = vallen), letterlijk vallende beweging, slotval, harmonische sluiting (z muziekleer, harmonie). In de 17de en 18de eeuw werd de triller, gemaakt op de voorlaatste noot van de harmonische slotformule, ook cadence genoemd.
Bovendien is de naam cadens overgebracht op de vrije improvisatie, die in concerterende muziek gebruikelijk werd in de harmonische slotformule tussen het kwartsext vertragingsaccoord en de dominantharmonie. Een cadens in deze zin is een vrije fantasie over het thematische materiaal, oorspronkelijk geïmproviseerd door de solist, later — sinds Beethoven’s voorbeeld in zijn 5de pianoconcert — door de componist ontworpen. Ten slotte wordt de deinende beweging, veroorzaakt door een regelmatig herhaalde rhythmische figuur, ook cadens (of cadans) genoemd.