L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Loganiaceeën, ook wel, om het ontbreken van zgn. intraxylair phloëem en de aanwezigheid van klierharen, tot een eigen familie gebracht, die der Buddleiaceeën. Het omvat een honderdtal soorten, meest uit de tropische en subtropische gewesten, enkele ook uit gematigder streken, maar niet uit Europa. Meestal zijn dit houtgewassen met kruisgewijs staande ongedeelde bladeren en 4-tallige bloemen met lange bloemkroonbuis, staande in hoofdjesachtige kluwens, die tot eindstandige pluimen verenigd zijn.
In tuinen worden verschillende soorten wegens hun fraai violette of blauwe bloemen gekweekt, o.a. B. variabilis Hemsl. (B. Davidi Franch.), een 2,5 m hoog wordende struik uit China, met tot 30 cm lange bloempluimen, in Indonesië wel sering genoemd, voorts B.globosa Hope uit Chili en Peru, B.japonica Hemsl. uit Japan en B. Lindleyana Fort. uit China.
