(Brussel 17 Nov. 1874), doctor in de rechten, wijdde zich van 1905 af aan de musicologie en is een der vooraanstaande musicologen van Europa. Hij is thans ereconservator der bibliotheek aan het Conservatorium te Brussel en professor emeritus in de musicologie aan de universiteiten te Luik en te Brussel.
In België is hij, trouw aan de traditie van Fétis en Gevaert, ongetwijfeld een baanbreker geweest voor het huidige musicologisch leven. Hij is de wetenschappelijke adviseur van „Pro musica antiqua” dat, onder leiding van Safford Cape, met eersterangs zangers en instrumentalisten geregeld experimenteert met de uitvoering van laat-middeleeuwse en Renaissance-polyphonie.Bibl. Werken: Les origines de la musique de Clavier en Angleterre (1912); Les musiciens belges en Angleterre à l’époque de la Renaissance (1913); Les origines de la Musique de Clavier dans les Pays-Bas — Nord et Sud — jusque vers 1630 (1914); Les débuts de la musique à Venise (1914); Orlande de Lassus (1920); La musique belge (1919-1920); Origines et développement de l’art polyphonique vocal du XVIme siècle (1920); Alessandro Scarlatti et l’esthétique de l’opéra napolitain (1922); Le manuscrit musical M. 222 C 22 de la Bibl. de Strasbourg (XV s.) (1924); Guillaume Dufay; son importance dans l’évolution de la Musique du XVme siècle (1926). Bereidde een ruim deel der tekstuitgave voor van De Monte’s werk (Mechelen); Van Hucbald tot Dufay (Algem. Muz. Gesch.), 1938, 1940 (Utrecht 1940); Études sur le 15e siècle musical (1941); Peter Benoit (Frans, 1942); Peter Benoit (Nederl., 1943). Het aantal belangrijke bijdr. in wetenschappelijke muziektijdschriften, encyclopaedieën, en in het „Bulletin de la classe des beaux-arts de l'Ac. roy. de Belg.”, is groot.
Chronol. opgave er van in Hommage à Ch. Van den Borren, Mélanges (1945).