Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Borgstellingsfondsen

betekenis & definitie

bestaan in twee soorten, de gemengde borgstellingsfondsen en die voor kleine middenstanders. Eerstgenoemde fondsen tellen als credietaanvragers verschillende bevolkingsgroepen (o.w. ambtenaren en gepensionneerden), terwijl laatstgenoemde zich alleen met kleine winkeliers en ambachtslieden bezighouden. Beide soorten instellingen zijn ontstaan naar het voorbeeld van het Leidsche (Rijnlandsche) Borgstellingsfonds en hebben de stichtingsvorm.

De fondsen zijn borg voor credietaanvragers, die niet in staat zijn, voldoende zekerheid te stellen maar wel persoonlijk credietwaardig zijn. Het initiatief tot het oprichten van borgstellingsfondsen voor kleine middenstanders werd door de regering, gehoord de Middenstandsraad, genomen in 1935. Het is de bedoeling om voor deze middenstanders, wier financiële draagkracht niet opgewassen is tegen de bijzondere moeilijkheden van deze tijd, een voorziening te treffen, waardoor zij tijdig kunnen worden geholpen, voordat zij ten laste van de organen van armenzorg komen. De fondsen ressorteren onder de Directie van de Middenstand van het Departement van Economische Zaken. Voor deze credietgeving is een maximale rente van 3½ pct vastgesteld, terwijl de grens van het te verlenen crediet op ƒ 1000,- (onder bepaalde omstandigheden ƒ 1500,-) is bepaald. De borgstellingsfondsen beperken zich niet tot bemiddeling bij de credietverlening, doch houden zich tevens bezig met sanering, bemiddeling, boekhouding en nazorg der in moeilijkheden verkerende bedrijven. In 1940 werden door deze fondsen in totaal 1196 credieten toegewezen.DR F. L. VAN MUISWINKEL

Lit.: Th. A. Fruin, Het volkscrediet in de laatste vijf jaren. De Economist, Nov.-Dec. 1943; Versl. en Meded. van de Dir. v. H. en N. v. h. Dep. v.

Econ. Zaken, 1938, no 2; 1939, no 4; 1940, no 9; 1941, no 4.

< >