luidt, ingevolge decreet van 18 Febr. 1911, de algemene naam van alle wijnen die verbouwd worden in het Franse dep. Gironde.
Slechts de wijnen, afkomstig uit enkele gemeenten in het W. en Z. van dit departement, missen het recht op die naam (zie herkomstaanduidingen).De namen der wijnverbouwende gebiedsdelen zijn: Médoc, ten W. van de rivier de Gironde; Graves en Sauternes, ten Z.W. van de Garonne; Entre deux Mers, tussen Dordogne en Garonne; en dan, gedeeltelijk ten O. van de Gironde en ten N. van de Dordogne: Blaye, Bourg, Fronsac, Pomerol en St-Emilion. De heuvelgebieden in Entre Deux Mers, Bourg, Blaye, Fronsac en St-Emilion zijn bekend als de Côtes; langs de Dordogne, Garonne en Gironde vindt men lage kleigronden, de Palus. De Médoc, door de kwaliteit van de wijnen die er gemaakt worden het belangrijkste wijngebied van de Gironde, is verdeeld in 56 gemeenten. Vele van die gemeenten dragen namen waaronder de wijnen ook buiten Frankrijk grote bekendheid genieten, zoals: Pauillac, Margaux, St Estèphe, St Julien, Cantenac, Ludon, Labarde, Arsac enz.
In 1855 kwam een officiële indeling tot stand van 62 der voornaamste wijnen uit de Médoc, in vijf klassen, sindsdien bekend als de Grands Crus Classés, een indeling die, op enkele uitzonderingen na, nog steeds juist is te achten. De vier wijnen der 1ste klasse (1ers crus) zijn: Château Lafitte en Château Latour in Pauillac, Château Margaux in de gemeente van die naam en Château Haut-Brion in Pessac. De gemeente Pessac ligt in het gebied van de Graves. Evenwel rekent men de wijn van Château Haut-Brion te behoren tot de wijnen van de Médoc. Men hoede zich er voor wijnen, die tot de Grands Crus Classés behoren en in de 2de-5de klasse gerangschikt zijn, als wijnen van geringe kwaliteit te beschouwen. Château Cantemerle, gemeente Macau, waarvan men de wijn in Nederland en België als een hoge wijn waardeert, staat zelfs onderaan op de lijst der 5de klasse. Op de Grands Crus Classes volgen de Crus Bourgeois Supérieurs, een honderdtal wijnen die ook nog als wijnen van hoge rang te beschouwen zijn, ongeveer 300 Crus Bourgeois en ten slotte in zeer groten getale de Crus Artisans en Crus Paysans.
Het gebied van de Graves levert, vooral in het N., grote hoeveelheden rode wijnen van uitstekende kwaliteit. Tot de wijnen van hoge rang behoren o.a. die van de Châteaux Carbonnieux, Haut-Bailly, Smith-Haut-Lafitte en Pape Clément. In het Z. is vooral de oogst van uitstekende witte wijnen belangrijk. Een officiële indeling der hoogste wijnen, zoals in de Médoc, bestaat in de Graves niet en, behalve in de Sauternes, evenmin in de andere wijngebieden van het departement. Niettemin noemt menig eigenaar, dikwijls min of meer gewettigd door bepaalde usances, zijn wijn een Premier Cru.
In het Z., aansluitend bij de Graves, ligt het kleine gebied van Sauternes, slechts bestaande uit de vijf gemeenten Sauternes, Bommes, Barsac, Preignac en Fargues. De indeling van 1855 in dit gebied omvat 25 wijnen in twee klassen. Château Yquem staat bovenaan als „Grand Premier Cru”. Tot de 1ste klasse behoren o.a. de Châteaux La Tour Blanche, Peyraguey, Vigneau, Suduiraut, Coutet, Climens; tot de 2de klasse Myrat, Doisy, Filhot.
In het grote wijngebied Entre Deux Mers maakt men de beste rode wijnen in het N., de beste witte in het Z. In Ste Croix-du-Mont en Loupiac, slechts door de Garonne van het gebied van Sauternes gescheiden, maakt men wijnen die de Sauternes somtijds in kwaliteit nabij komen. Aan de rechteroever van de Dordogne liggen dicht bijeen de wijngaarden van St Emilion, Fronsac en Pomerol. Tot de beste St Emilions behoren o.a. de Châteaux Ausone, Cheval-Blanc, Clos Fourtet en La Magdelaine. De eerste twee stelt men op één lijn met de 1ers Crus van de Médoc. In Pomerol nemen de Châteaux Pétrus, l'Evangile, La Fleur, Lapointe en het Domaine de l'Eglise een eerste plaats in en in Fronsac zijn het de wijnen, die op de heuvelreeks de „Canon” groeien, die als hoge wijnen worden geroemd.
Het gebied van Bourg-en-Blaye levert veel eenvoudige maar toch dikwijls goede wijnen, die als tafelwijnen in Nederland gaarne worden gedronken.
Onder de Bordeaux-wijnen treft men wijnen aan van de meest uiteenlopende kwaliteiten, lichte en zware wijnen, wijnen van gewone en zelfs geringe kwaliteit tot het hoogste wat de wijncultuur kan opleveren. Klimaat, bodem- en druivensoorten werken op gunstige wijze samen tot het bereiken van dit resultaat. Op een zandige kiezelbodem in de Médoc, de Graves en in sommige andere streken leveren vooral de wijngaarden, die voor een deel met de Cabernet Sauvignon zijn beplant, de wijnen die, mits van goede oogsten, de eigenschappen bezitten zich op fles na een zeker aantal jaren tot voortreffelijke wijnen te ontwikkelen. De geringste wijnen groeien op de hoofdzakelijk uit klei bestaande gronden langs de rivieren, de Palus.
De rode wijnen van de Médoc zijn, over het geheel genomen, als de hoogste van het departement Gironde te beschouwen, zij het dan dat zij soms door enkele wijnen van St Emilion of van de Graves worden geëvenaard. Voor de grote hoeveelheid wijn van gemiddelde klasse die de Gironde oplevert is het dikwijls een kwestie van smaak of men de voorkeur geeft aan een elegante Médoc of Graves, aan een stoere St Emilion dan wel aan een charmante, lichte Pomerol of Fronsac.
Van de witte wijnen staan die van Sauternes het hoogst. Hun karakter wordt voor een belangrijk deel bepaald door de druivensoorten waaruit men deze wijnen maakt.
De meeste wijngaarden zijn voor het grootste deel beplant met de Sauvignon (niet te verwarren met de Cabernet-Sauvignon), de Sémillon, voor een klein deel met de Metternich (dezelfde soort die als Riesling een belangrijke plaats in de Duitse wijnbouw inneemt) en een muscaatdruif. Het zoetgehalte dat men in sommige wijnen van Sauternes aantreft (het merendeel van alle witte wijnen uit de Gironde zijn droge, dus volkomen uitgegiste wijnen), verkrijgt men door de druiven, wanneer gunstig herfstweer dat toelaat, zo lang mogelijk aan de stok te laten hangen. Er ontwikkelt zich dan op de schil een bijzondere schimmelsoort (Botrytis Cinerea), in Frankrijk pourriture noble genaamd, waarvan de draden zich in het vruchtvlees van de druiven boren. Het gevolg er van is dat een deel van het water in het vruchtvlees verdampt, zodat deze druiven most met een hoog zoetgehalte leveren, waarvan dikwijls een klein deel, na beëindiging van de gisting, in de wijn blijft.
Bovendien verleent deze schimmel aan de druiven een bijzondere geur die in de wijn bewaard blijft en bijdraagt tot de hoge kwaliteit van de wijnen uit het Sauternes-gebied.
De gemiddelde wijnoogst in de Gironde bedraagt 3-3½ millioen hl. De jonge wijnen blijven meestal 2 tot 3 jaar op fust liggen, zeer zware wijnen nog langer en worden dan op fles gebracht. De verdere ontwikkeling en levensduur van de wijn is in hoge mate afhankelijk van de algemene constitutie van het betreffende oogstjaar. Elk oogstjaar heeft nl. zijn eigen karakteristieke eigenschappen. Lichte wijnen ontwikkelen zich meestal vlug, zware hebben 8 tot 10 jaar, soms nog langer, nodig om tot volle ontplooiing te komen.
De voornaamste centra van de groothandel in wijn in de Gironde zijn Bordeaux, de hoofdstad van het departement, en Libourne, aan de rechteroever van de Dordogne.
W. R. FERWERDA
Lit.: Ch. Cocks & Ed. Feret, Bordeaux et ses vins (Bordeaux 10me éd. 1926); Paul de Cassagnac, Les Vins de France (Paris 1927); H. Warner Allen, The Wines of France (1924); André L. Simon, The blood of the Grape (London 1920); J. P.
M. Keuls, Het Boek van den Wijn (Amersfoort).