Vlaams filoloog (Blaasveld 7 Apr. 1883 - Sint-Pieters-Jette 3 Jan. 1938), werd tot priester gewijd in 1905, promoveerde te Leuven met een dissertatie over de sprookspreker Willem van Hildegaersberch (1911), en werd in 1921 hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit te Leuven. Zijn grote verdienste ligt vnl. op het gebied van de cultuurarbeid.
In 1925 algemeen voorzitter van het Davidsfonds geworden, reorganiseerde hij deze vereniging met zeer veel succes. In 1927 werd hij voorzitter van de „Katholieke Vlaamse Radio-omroep” (K.V.R.O.); sedert de oprichting van het Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-omroep (N.I.R.), in 1930, was hij lid van de Raad van Beheer van deze instelling.Bibl.: Van smensen lede (Vercoullie-album 1927); Een nieuwe tekst van de legende van Sancta Maria Meretrix (Gedenkboek Vermeylen 1932).