een Vlaamse R.K. Cultuurvereniging die, onder de kenspreuk „voor Godsdienst, Taal en Vaderland”, als dubbel doel heeft: de alzijdige ontwikkeling van het Vlaamse volk en de bevordering van de Vlaamse volksbelangen.
Zij werd gesticht in 1875 te Leuven en genoemd naar kanunnik prof. J.-B. David.Achtereenvolgens waren voorzitter: prof. dr P. Alberdingk Thijm (1875-1877), prof. P. Willems (1878-1898), prof. ir J.
Helleputte (1898-1912), dr D. Claes (1912), prof. dr Em. Vliebergh (19121925), Kan. prof. dr A. Boon (1925-1938), Kan. prof. dr A.
Janssen (sedert 1938). Als hoofdsecretaris traden op: J. Brouwers (1875), J. Plancquaert (1876), Fr.
De Potter (1877-1904), kan. Evers (1904-1908), dr K. Heynderickx (1908-1918), prof. dr Fl. Van der Mueren (1919-1923), E.
Amter (sedert 1924).
Organisatorisch bestaat Davidsfonds uit plaatselijke afdelingen, die gegroepeerd zijn in gewesten gouw- (d.i. provincie-) bonden, waaruit voor de algemene leiding het Hoofdbestuur wordt aangeduid, een corps van thans 25 man, ingericht als vereniging zonder winstoogmerken; uitvoerende macht is het Hoofdsecretariaat, gevestigd te Leuven. Als band tussen centraal en plaatselijke besturen wordt een bestuurlijk maandblad „Leiding voor de Davidsfondsafdelingen” uitgegeven; met de leden houdt het Hoofdbestuur voeling door een huisorgaan „De Belleman” (3 à 4 maal ’s jaars).
De actie tot bevordering van de Vlaamse belangen berust bij het Hoofdbestuur; ter verspreiding van zijn ideeën en opvattingen maakt dit gebruik van publicaties, comité-arbeid en vnl. zijn jaarlijkse culturele congressen, die richtinggevend zijn voor de Vlaamse Beweging.
Sedert de stichting tot 1914 klom Davidsfonds tot 112 plaatselijke afdelingen met 13 000 leden, d.i. aangesloten huisgezinnen. Na Wereldoorlog I, gedurende welke alle werkzaamheid werd stilgelegd, moest in zeer ongunstige omstandigheden opnieuw worden begonnen, met 6-7000 leden in een zelfde aantal afdelingen. Het jaar 1924 sloot met ii 500 leden in 106 afdelingen, 1930 met 68 600 en 366 afdelingen. De cijfers waren bij het uitbreken van Wereldoorlog II 74 176 leden in 529 afdelingen; op het einde 1948 75 012 in 629 afdelingen.
Benevens 6 afdelingen in Wallonië met 300 leden en 1 in Belgisch-Kongo met 80, zijn al deze afdelingen gevestigd in het Vlaamse land. De afdelingen in Groot-Brussel alleen tellen rond de 5000 leden.
De uitgaven van Davidsfonds zijn onderverdeeld in 4 reeksen: de zgn. Volksreeks, bij voorkeur verhalende literatuur en vulgarisatie van kunst en wetenschap, met jaarlijks 10 verschillende titels, in oplagen van 20-80 000 exemplaren; de Keurreeks (sedert 1929), bestemd voor de meer ontwikkelde lezer, 2 titels met gemiddelde oplage van 12000 ex.; de Jeugdreeks (sedert 1930), 3 titels met oplage van 15000 ex.; de jaarlijkse liederbundel Het Vlaamse Lied, 2500 ex. Deze boekenverspreiding omvat zowat een half millioen delen per jaar.
Jaar om jaar worden in de schoot van de plaatselijke afdelingen zowat 1000 muziek- en toneel feesten ingericht, 2500-3000 conferenties, ca 300 filmséances, 350 uitstappen en studiereizen, 50 wedstrijden in beschaafd taalgebruik, 250 opstelprijskampen, enkele zang- en voordrachttournooien, terwijl ca 350 openbare boekerijen door de afdelingen óf worden opengehouden óf worden ondersteund.
E. AMTER
Lit.: Het Davidsfonds in wezen en werking. Onderrichtingen voor de bestuursleden van de afdelingen(Leuven 1928); E. Amter, Groei in Vlaanderen. Het Davidsfonds (tekstbrochure bij een conferentie met lichtbeelden; Leuven 1934); de jaarverslagen (Leuven), de verslagen over de jaarlijkse algemene ledenvergaderingen en congressen (Leuven).