Engels vlootvoogd (Bridgwater Aug. 1599 - voor Plymouth 17 Aug. 1657), was een der grote Britse admiraals in de tijd van Cromwell. Hij stamde uit een koopmansfamilie en studeerde tot 1625 te Oxford.
Van zijn volgende 15 levensjaren is weinig bekend, doch in 1640 was hij lid van het Korte Parlement en na het uitbreken van de Burgeroorlog onderscheidde hij zich in de strijd tegen de aanhangers van Karel I bij de verdediging van Lyme en die van het door hem veroverde Taunton, dat hem in 1645 naar het Lange Parlement afvaardigde.In het voorjaar van 1649 werd hij als een der drie „admirals and generals at sea” — de beide anderen waren Richard Deane en Edward Popham — met het vlootcommando belast. Hij blokkeerde de Royalistische bevelvoerder prins Rupert zes maanden lang in Kinsale, ondernam in 1650 twee tochten tegen hem op de kust van Portugal en in de Middellandse Zee — hier vernietigde hij het grootste deel van Ruperts scheepsmacht — en opereerde in 1651 tegen de Koningsgezinden in de Engelse en Ierse wateren, waarbij de Scilly-Eilanden en Jersey werden genomen. Van Dec. 1651 tot Mrt 1652 was hij lid van de Staatsraad.
In Mei 1652 deed zijn bekende ontmoeting met Maarten Harpertsz Tromp bij Dover de Eerste Engelse Oorlog uitbreken. Zijn voornaamste verrichtingen in deze krijg, waarin hij eerst alleen en daarna te zamen met Deane en George Monk het opperbevel voerde, waren zijn overwinning van 8-9 Oct. 1652 op Witte Cornelisz de With, zijn nederlaag tegen Tromp bij Dungeness op 10 Dec. 1652, zijn aandeel in de succesrijke Driedaagse Zeeslag tegen Tromp (28 Febr. - 2 Mrt 1653), waarbij hij werd gewond, en dat in de grote overwinning op dezelfde tegenstander van 12-13 Juni 1653 bij Nieuwpoort. Na de laatstgenoemde slag bleef hij om gezondheidsredenen 18 maanden aan land en was in die tijd lid van het Barebone-Parlement.
Van zijn twee expedities in de jaren 1654-1657 vnl. tegen de Barbarijse Zeerovers en tegen Spanje, waarmede Engeland sedert 1654 in oorlog was, zijn het bombardement van Tunis in 1655 en de vernietiging van een Spaanse West-Indië-vloot in de haven van Santa Cruz op Tenerifa (Apr. 1657) het bekendst gebleven. Op de thuisreis na dit laatste en roemrijkste zijner wapenfeiten overleed hij aan scheurbuik in het gezicht van de Engelse kust. Zijn stoffelijk overschot werd met grote praal in Westminster Abbey bijgezet, doch later op last van Karel II daaruit verwijderd. Blake was een goed vlootleider en onverschrokken vechter, doch geen tacticus van bijzondere kwaliteiten. Voor het Engelse volk is hij nog altijd het type van de moedige, ridderlijke, onbaatzuchtige patriot.
DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: C. D. Curtis, Blake, General at sea (Taunton 1935).