bijgenaamd Acârya, d.i. de Geleerde, beroemd Indisch sterrenkundige (1114-ca 1185), onderscheidde zich door zijn uitgebreide wiskundige kennis en kan slechts met Âryabhata en Brahmagupta, wiens werken hij commenteerde, vergeleken worden. In zijn groot leerdicht, Siddhântaśiromani (Astronomie-sterrensieraad) geeft hij de synthese van al wat vóór hem op het gebied der algebra, geometrie en astronomie gepresteerd werd.
Op het gebied der algebra is hij van een onbetwistbare originaliteit. Hij had reeds een juist begrip van de deling door nul:一 (a)/(o) = ∞ en loste algebraïsche vergelijkingen op. In het opstellen van zijn opgaven geeft hij blijk van een ware zin voor poëzie, zoals trouwens ook heel zijn werk in kunstige versmaat is geschreven. Het schijnt dat hij uit Griekse en Arabische bronnen heeft geput, terwijl zijn werken eveneens de grondslag vormen voor vele wiskundige onderzoekingen in Arabië.
H. VAN LOOY
Bibl.: De eerste twee delen van Bhâskara’s werk zijn uitgeg. en vert. door Colebrooke (London 1817) en heruitg. door H. Chandra Banerji (Calcutta 1893), het deel over de astronomie door L. Wilkinson (ibid. 1842).