(CH3)3N.CH2.COO, dat ook wel trimethylglycocoll, oxyneurine of lycine genoemd wordt, is een kristallijne in water oplosbare stof, die bij 293 gr. C. onder chemische verandering smelt.
Het komt voor in de suikerbiet (Beta vulgaris) en hoopt zich bij de suikerfabricage op in de melasse. Daar het bij droge verhitting trimethylamine (zie aminen) geeft, kan dus de melasse dienen als bron voor de bereiding van dit amine. Het kan met één molecule water kristalliseren, mogelijk is dit het betaïnezuur: (CH3)3N.CH.COOH, dat als zuur het waterstofion van de COOH-groep kan afsplitsen, mits dit zich met een OH-ion van een base water kan vormen en de resten zich tot een zout verenigen. Dit kan nu hier in het molecule zelf, daar in het betaïnezuur aan het N-atoom een basische OH-groep is gebonden. Gebeurt dit, dan krijgt men het betaïne, dat dus eigenlijk als een inwendig zout moet worden beschouwd. Dergelijke inwendige zouten komen meer in de organische chemie voor, men zegt dan, dat zij een betaïnestructuur hebben en geeft ze een „dipoolformule”, analoog aan die van het betaïne (in oudere literatuur ziet men nog dikwerf een ringformule, waarbij men dus een directe band aanneemt tussen de N en de O van de COO-groep).