is een apparaat dat gebruikt wordt bij de bereiding van staal uit gietijzer. Dit laatste komt uit de hoogovens en bevat dan 3-4 pet koolstof en 3-6 pet silicium, mangaan en phosphorus.
Om dit gietijzer in staal om tezetten, wordt door het vloeibare gietijzer lucht geblazen, waardoor koolstof tot CO, silicium, mangaan en phosphorus tot de respectieve oxyden: SiO„ MnO, en P,Ot worden geoxydeerd en deze oxyden vormen met toeslagen (kalk) een vloeibare slak die in gesmolten toestand boven op het metaal drijft. Dit proces wordt uitgevoerd in de Bessemer-peer, die bestaat uit een cylindervormig vat, dat zich naar boven toe vernauwt en in een nauwe mond eindigt. De bodem is voorzien van gaten waardoor lucht kan worden ingeblazen en de wanden zijn voorzien van een voering van vuurvast materiaal. Het vat is draaibaar om een horizontale as.Het vloeibare gietijzer wordt in de Bessemer-peer gebracht en de lucht onder hoge druk van onderen ingeblazen. Het verloop der oxydaties kan door spectroscopische waarneming van de uit de peer tredende vlam worden gecontroleerd. Na afloop der reactie laat men de peer wentelen en kan men het gesmolten staal laten afvloeien.
Dit proces, dat zowel in zuur als basisch milieu kan worden uitgevoerd, in welk laatste geval men van het, naar de uitvinder genoemde, Thomas-proces spreekt, heeft een grote omwenteling in de staalindustrie teweeggebracht.