connétable van Frankrijk (La Motte Broons, bij Dinan, ca 1320 - Châteauneuf-de-Randon 13 Juli 1380), voerde in zijn jeugd, als bendeleider in Bretagne, jarenlang een guerrilla tegen de aanhangers van het Huis Montfort en de hen steunende Engelsen. Overgegaan in dienst van de Franse koning, onderscheidde hij zich in 1359 bij het beleg van Melun.
In de volgende jaren zuiverde hij Zuid-Normandië van Engelse benden en streed hij aan de Beneden Seine tegen Karel van Navarre, wiens veldheer Jean de Grailly, captal van Buch, hij 16 Mei 1364 bij Cocherel a.d. Eure overwon. Koning Karel V beloonde hem met het Normandische graafschap Longueville. In hetzelfde jaar nam Du Guesclin weer deel aan de Bretonse successiestrijd. Hij werd echter 29 Sept. 1364 bij Auray verslagen en geraakte in gevangenschap. Dank zij geldelijke steun van Karel V kocht hij zich in 1365 weer vrij en werd toen aan het hoofd geplaatst van de „compagnies”: de cosmopolitische huurtroepen, die sinds het verdrag van Brétigny (1360) op eigen gelegenheid het land teisterden.
Du Guesclin leidde deze „routiers” naar Spanje en ondersteunde daar de Castiliaanse troonpretendent Hendrik van Trastamare tegen diens halfbroeder Peter de Wrede, die weldra hulp van de Engelsen ontving. Op 3 Apr. 1367 werd hij in de slag van Najera of Navarette door de Zwarte Prins verslagen en opnieuw gevangengenomen. Nadat hij tegen een aanzienlijk losgeld zijn vrijheid had herkregen, bezorgde hij 14 Mrt 1369 in de slag van Montiel aan Hendrik de eindoverwinning. Hij werd condestable van Castilië, hertog van Molina, kende zich de titel van koning van Granada toe en overwoog een kruistocht naar Noord-Afrika. Karel V riep hem echter terug na de hervatting van de oorlog met Engeland, en gaf hem, met de waardigheid van connétable, het opperbevel over de Franse strijdkrachten te land (Oct. 1370). Hij verdreef de Engelsen uit maine en Anjou en heroverde in 1372–’73 Poitou en Saintonge.
In de volgende jaren oorloogde hij in Normandië en in Gascogne. Tijdens de belegering van een bende „routiers” te Châteauneuf-de-Randon in Languedoc, is hij 13 Juli 1380 voor deze vesting overleden. Op last van Karel V werd zijn stoffelijk overschot bijgezet in het koninklijke grafgewelf te St-Denis.Du Guesclin werd weldra een haast legendarische figuur, de nationale Franse held uit de tweede phase van de Honderdjarige Oorlog. De rijmkroniek van Cuvelier ( La vie de Bertrand Duguesclin, éd. Gharrière, 2 dln, Parijs 1839) getuigt hiervan. Wellicht zijn zijn onbetwistbare verdiensten, in vergelijking met die van anderen, te hoog aangeslagen. De na 1369 door de Fransen toegepaste tactiek van verrassende raids en belegeringen, onder vermijding van slagen in het open veld, waarvan de eer aan hem wordt gegeven, schijnt veeleer te danken aan het inzicht van koning Karel V.
Lit.: S. Luce, Hist. de B. Du G. et de son époque, I: La jeunesse de Bertrand (Paris 1876); R. Delachenal, Hist. de Charles V (5 dln, Paris 1909-’31); J. Tourneur-Aumont, B. Du G. (in: Rev. des Cours et Conférences 1937-’38); Idem, L’originalité militaire de Du G. (in: Le Moyen-Age XLVIII, 1938).