De Bataks zijn geen eenheid; men onderscheidt, naar de taal, Karo-Bataks, Pakpak en Daïri, Simeloengoen, Toba, Angkola-Mandailing (totaal aantal sprekers ± 800 000), waarvan het Toba domineert. De letterkunde der Bataks bestaat grotendeels uit volksverhalen, meestal mondeling overgeleverd en ten dele door Europese onderzoekers verzameld; vele van deze verhalen representeren, evenals die van verwante volken, uit de folklore en het vergelijkende literatuuronderzoek bekende typen.
Voorts raadselverhalen, een uitgebreide podapodaliteratuur, in de zgn. poestaha’s (boombast boeken) neergelegd, die vnl. over wichelen en magie gaat. De Bataks hebben een eigen alphabet.H. N. van der Tuuk* is de eerste geweest, die, in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap, van deze taal studie maakte en een grammatica, woorden- en leesboek schreef.
Lit.: H. N. van der Tuuk, Tobasche Spraakkunst (1864-’67) ld., Bataksch-Nederduitsch Woordenboek (1861); J. H. Meerwaldt, Handleiding tot de beoefening dei Bataksche Taal (1904); P. Voorhoeve, Overzicht van de volksverhalen der Bataks (1927) ; J. Warneck, Studiën über die Literatur der Toba-Batak (Mitt. d.
Seminars für orient. Sprachen Univ. Berlin II, 1899).