is een Middelnederlands dichter uit de 14de eeuw. Tussen 1358 en 1368 trad hij meermalen als sprookspreker op aan het hof van Jan van Bloys, graaf van Beaumont.
Hij schreef verschillende allegorische gedichten, zoals: Van den Scepe (waarin geklaagd wordt over de verbanning van de koninginnen Bescheidenheid, Stadigheid, Trouw, enz.); De borch van Vroudenrijc („dese borch es ’t hoeft van eenre joncfrouwe reen”); Vijf pointen van eeren; Van der rijcheit ende van der doet. Mystiek getint is het gedicht De Schepping, terwijl in Dit is Sinte Jans ewangelium een uitlegging in versmaat op het Evangelie van Johannes wordt gegeven. Zijn gedichten zijn uitgegeven door Ph. Blommaert, Oudvlaemsche Gedichten III, blz. 105 vlgg. en door J. van Vloten in Dietsche Warande VII, blz. 391 vlgg.