Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ATELLANAE FABULAE

betekenis & definitie

kluchten, die met de Napolitaanse commedia dell’arte van Pulcinella vergeleken zijn, waren in Rome zeer geliefd en aldaar vermoedelijk ingevoerd uit Atella, een Oskisch stadje in Campanië. Van oudsher werden zij opgevoerd in het Oskisch of in een vulgair Latijn door gemaskerde spelers, die vaste typen uitbeelden: Maccus (domme August), Bucco, Manducus, Pappus (stupidus senex), Dossennus (de bult) en overvleugelden de bewerkingen der Griekse Nieuwe Comedie.

Als schrijvers worden vermeld Novius en Pomponius: de enkele bewaarde fragmenten zijn van een weinig gekuiste taal. Sedert Accius (± 150) werd het gebruik om na tragedies een fabula Atellana als exodium (naspel) te geven. Volgens Dieterich werd hierin het opgevoerde treurspel geparodieerd op de wijze van het Griekse satyrspel. Tot in de keizertijd bleven deze kluchten in zwang.Bibl.: Comicorum Romanorum Reliquiae, ed. Ribbeek, 3. Aufl. (Leipzig 1898), p. 269-335.

Lit.: A. Dieterich, Pulcinella (Leipzig 1897); J. J. Hartman, De atellana fabula, in: Mnemosyne, 1922, p. 225-238; D. A. H. van Eek, Quaestiones scaenicae Romanae (Leiden 1892); R.

S. Maffei, Le favole atellane (Forlì 1892).

< >