eigenlijk Vinnen, Nederlands rechtsgeleerde (Monster Jan. 1588 — Leiden 1 Sept. 1657), promoveerde te Leiden in de rechten in 1612, was van 1618-’33 aldaar lector, tevens 1619-’32 rector van de Latijnse school te ’s-Gravenhage, werd in 1633 buitengewoon en in 1636 gewoon hoogleraar te Leiden. Hij was een volgeling van Donellus en een van de eerste onzer grote Romanisten, die de philologisch-historische richting vertegenwoordigen in de tijd der Republiek; hij kan gelden als een der belangrijkste van hen.
In woord en geschrift ruimde hij een grote plaats aan practische vragen in.Bibl.: Jurisprudentie contract« sive partitionum iuris civilis libri IV (Amstelodami 1624); In IV libros Institutionum imperialium commentarius (Amstelodami 1642, beste ui tg. d. J. C. Heineccius, Lugduni Bat. 1726); Tractatus de jurisdictione (Lugduni Bat. 1644); Selectarum juris quaestionum libri II (Lugduni Bat. 1653); Tractatus varii juridici, 2 dln (Lugduni 1748-55).
Lit.: P. Heynsbergen, Gesch. der rechtswetenschap in Ned. (1925); J. Zeylemaker Jz., Gesch. v. d. wetenschap v. h. burgerlijk procesrecht (1952, Gesch. v. d.Ned. Rechtswet. IV, 1); Marg. Boulet, in: Rev. histor. d. droit frans. (1945), blz. 291 v.