Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

APACHEN

betekenis & definitie

is de naam van een Indianenstam, die tot de Athabasken behoort. De Apachen bewoonden de hoog gelegen dalen van de Colorado, de Gila en de Rio Grande del Norte in Nieuw-Mexico, Arizona, Utah, Colorado, Noord-Mexico.

Nadat zij in aanraking waren gekomen met de Blanken, die hen wilden onderwerpen, hebben zij een eeuwenlange strijd voor hun onafhankelijkheid gevoerd. Eindelijk hebben zij genoegen moeten nemen met de Reservations, hun door de Amerikaanse regeringen aangewezen. Plundertochten in het gebied van andere Indianen, geknotte zucht naar vrijheid, misverstand en verraad van de zijde der over hen gestelde ambtenaren enz., waren telkens weer oorzaak, dat bloedige oorlogen werden gevoerd. In 1886 werd de hoofdgroep der Westelijke Apachen onder het opperhoofd Geronimo door de Amerikaanse troepen onder generaal Miles vrijwel geheel vernietigd. De resten, naar Florida en elders gedeporteerd, bleven niettemin tot 1900 toe, o.a. door overvallen, blijken van activiteit geven.In de Reservations zijn de Apachen landbouwers, ruiters en een schrik voor hun buren. Ze zijn vrij groot van gestalte (1,70-1,80 m), dapper en na de beruchte oorlogsdansen in eigen oog onoverwinlijk.

De Apachen hebben hun grote populariteit, of minstens de verbreiding van hun naam, te danken aan de romans van Gustave Aimard en Karl May, welke schrijvers trouwens in hoge mate tot de vele verkeerde voorstellingen omtrent de Indianen in Europa hebben bijgedragen.

Met „Apachen” duidt men tegenwoordig ook wel de straatrovers aan, die bij avond en nacht vele straten van Parijs en andere grote steden onveilig maken.

Lit.: F. W. Hodge, Handbook of American Indians (Washington 1907), vol. I; Clark Wissler, North American Indians of the Plains (New York 1912); G. Goodwin, The Social Divisions and Economie Life of the Western Apache, Am. Anthropologist,N.S.37 (1935) blz. 55-64; Frank C.

Lockwood, The Apache Indians (New York 1938), geïll. (de beste monographie); M. E. Opler, An Apache Life Way (1941).

Kunst.

De voornaamste kunstvaardigheid der Apachen bestond in vlechtwerk, dat voornamelijk door de vrouwen gemaakt werd. Ze gebruikten daartoe wilgenrijzen, yoekatakken en hout van de katoenboom. De daaruit vervaardigde drinknappen en kannen vertonen krachtige, vaste vormen, versierd door hoekige geometrische figuraties, die zich van het middelpunt uit over het voorwerp stersgewijze uitstrekken. De verbeeldingen van mensen en dieren zijn uiterst schematisch.

< >