Frans arts en radioloog (Parijs 17 Mrt 1856-24 Febr. 1939), was een pionier in de medische radiologie in al haar aspecten. Na in 1877 „interne des Hôpitaux de Paris” te zijn geworden, specialiseerde hij zich aanvankelijk in oog- en oorheelkunde, veryolgens in de paediatrie.
Toen hij in 1893 werd benoemd tot ,,Médecin des Hôpitaux”, was hij reeds een bekend kinderarts. Toen kwam in 1895 de opzienbarende ontdekking van C. W. Röntgen*. Béclère begreep onmiddellijk de grote betekenis der „nieuwe stralen” voor de geneeskunde. Nog geen twee jaar later richtte hij op eigen kosten, in het Hôpital Tenon, een laboratorium in voor Röntgendiagnostiek en weldra organiseerde hij als een der eersten ter wereld het onderwijs in de medische radiologie.
Stelselmatig en grondig bestudeerde hij de nieuwe tak van wetenschap, tot welks bloei hij niet slechts bijdroeg door persoonlijk onderricht maar ook door een schat van waarnemingen, technische verbeteringen en talrijke, deels fundamentele publicaties. Na 1910 moest hij ten gevolge van opgelopen beschadiging door Röntgenstralen zijn diagnostische werkzaamheden beperken. Hij wierp zich toen hoofdzakelijk op de Röntgentherapie. Tijdens Wereldoorlog I richtte hij een Röntgenwagen in en organiseerde hij het Röntgenonderzoek van het Franse leger. In 1928 werd hij president van de Académie de Médecine.Tot op hoge leeftijd bleef Béclère een actief onderzoeker; na zijn 80ste jaar deed hij nog 20 verhandelingen over verschillende onderwerpen het licht zien.
Lit.: G. Forssell, In memoriam A. B., Acta radiologica 20, 521-537 (1939); R- Grashey, A. B.f. Fortschritte auf dem Gebiete der Röntgenstrahle 59, 609-613 (1939).