(Lat.: animatus, bezield), een benaming voor de wereldbeschouwing van de natuurvolken, die het bezield-zijn der gehele natuur aanneemt. Zij geldt als een vroeger stadium van het animisme, dat een individuele ziel of geest in de dingen veronderstelt, waarom dan ook beter van al-beleving dan van al-bezieling in het animatisme kan worden gesproken.
Men heeft tot de theorie van het animatisme zijn toevlucht genomen, toen die van het animisme niet in alle opzichten bleek te voldoen.Lit.: N. Söderblom, Das Werden des Gottesglaubens (1916); R. Dussaud, Introduction à l’histoire des religions (1914); R. Marett, The Threshold of Religion (1909).