ambergris, ambre gris of grijze amber is een product, dat ontstaat in de darm van de potvis of cachelot Physeter macrocephalus L., een walvisachtig zoogdier; de amber ontstaat waarschijnlijk tengevolge van een ziekteverschijnsel op ongeveer dezelfde wijze als de ronde stenen, die in de ingewanden van vele andere zoogdieren worden aangetroffen. Er zijn ook onderzoekers, die menen, dat amber in het algemeen uit de gal der walvisachtige dieren afkomstig is.
Amber wordt óf door de anus uitgestoten óf het komt na de dood van het dier door verrotting van het lichaam vrij en wordt dan op zee drijvend, of aan het strand aangespoeld, in soms zeer grote klompen aangetroffen. Bij gevangen dieren wordt het uit de darm uitgesneden. Soms treft men zeer grote klompen in de maag aan, die door hun grootte niet in het darmkanaal terecht konden komen. Men vindt de amber gewoonlijk in klompen van J-io kg, zelden tot 25 kg. In 1924 werd een klomp van 53 Engelse ponden voor £ 9500 in Londen verkocht.De naam „amber” dateert al uit de oudheid, maar toen duidde men er waarschijnlijk een balsem mee aan, afkomstig van Liquidamber styraciflua L., een boom, die ook het zgn. amberhout levert.
De potvis komt in bijna alle zeeën voor, vandaar dat men vrijwel overal de amber vindt, behalve natuurlijk in de poolzeeën. De meeste amber komt echter van de Antillen, de Bahama-eilanden, Suriname, Brazilië, Madagascar, Arabië, Java, de Molukken, Japan. Het belangrijkst jachtgebied is de Stille Oceaan (San Francisco) en de Zuidzee. Men gebruikt de amber vooral in de reukstofindustrie, daar een 5 pet-alkoholische oplossing een uitstekend fixatief voor andere reukstoffen vormt. Verder wordt ambertinctuur en amberessence-olie in de zeepfabricage gebruikt.
Amber behoort tot de klassieke wondermiddelen en was gedurende vele eeuwen een panacée voor alle kwalen. Vanwege zijn kostbaarheid werd het alleen door de hoge adel gebruikt, voornamelijk als persoonlijk voorbehoedmiddel tegen pest en andere besmettelijke ziekten, als geneesmiddel tegen nerveuze aandoeningen en als aphrodisiacum. In de vorm van amberappels of pomanders (pomum ambrae) werd amber tot in de 18de eeuw meegedragen in een gouden of zilveren doosje, in een fijn à-jour bewerkt kogeltje of in de holle knop van een wandelstok. Tegenwoordig schijnt amber alleen nog maar in het Verre Oosten als versterkend en opwekkend middel, in de vorm van tinctuur of poeders, ingenomen te worden. Hij wordt voornamelijk gebruikt in welriekende tincturen en tandpoeders. Men vermengt er chocolade mee en de bekende Extrait d'ambre bestaat uit 1 deel ambertinctuur, J deel rozenessence, even zoveel muscusessence en een weinig vanille-ex tract.
De echte amber bestaat uit onregelmatige, ondoorzichtige, wasachtige, broze en op de breuk fijnkorrelige of bladerige stukken, die licht geelgrijs tot bruinzwart zijn, met lichte en donkere strepen en vlekken. Hoe donkerder de kleur, des te sterker is de amber verontreinigd met potvistraan en des te geringer is de waarde. Hard geworden amber heeft een aangename muscusgeur, die enigszins aan die van vanille en benzoë herinnert; bij verwarming, wrijven of in alkoholische oplossing wordt de geur sterker. Men meent deze geur te moeten toeschrijven aan de muscusinktvis (z Sepia moschata), die door de potvis wordt gegeten. Inderdaad worden de papegaaienbekachtige kaken van inktvissen er geregeld in aangetroffen. Volgens anderen is de geur echter te danken aan de werkzaamheid van bacteriën. Amber is smakeloos; zacht, kneed- en snijdbaar, als men een verwarmd mes gebruikt. Het breukvlak vertoont concentrische gelaagdheid, soms met verschillende middelpunten ; de kleur van het breukvlak is bij verse stukken honig- tot goudgeel of roodbruin, maar naar buiten toe donkerder. Het soortelijk gewicht is 0,780-0,926, het sm.p. is 60-65gr. G., doorlichte druk reeds bij 38-40 gr. G. Amber brandt met een lichtgevende vlam, is onoplosbaar in water, in koude alkohol weinig, in hete alkohol, aether, in vluchtige of vette olie gemakkelijk en in absolute alkohol volkomen oplosbaar. Het hoofdbestanddeel is de ambraïne, een cholesterine-achtige stof met sm.p. 82-86 gr. C., die met slanke, witte naalden kristalliseert en de samenstelling G23H40O (of een veelvoud daarvan) heeft; de chemische natuur van de eigenlijke reukstof is nog niet zeker bekend. Daarenboven bevat amber benzoëzuur, keukenzout, een zoet extract en een slechts in verwarmde alkohol oplosbaar, bruinachtig overblijfsel.
Men onderscheidt zwarte, witte, bruine en rode amber. Onder „ambra citrina” of „amber flava” verstaat men barnsteen, „ambra liquida” is styrax en „ambra del pais” is Braziliaanse copalhars. De hoofdhandelsplaats voor echte amber is Boston. Vervalsingen van amber vinden plaats met was, benzoë, styrax, olibanum, gom, meel en zelfs gips; men maakt ze geurig met muscus of zelfs met ambertinctuur. Echte amber moet in verwarmde alkohol en aether geheel oplossen. De prijs van amber is nog steeds hoog, maar varieert tamelijk in verband met de aanvoer en bedroeg voor de oorlog omstreeks f2000,— per kg. Voor gele amber z barnsteen; voor witte amber Z spermaceti.
MEJ. DR A. KLEINHOONTE
Lit. M. A. van Andel, Klassieke wondermiddelen (Gorinchem, 1928); Walter Arndt in: Pax und Arndt, Die Rohstoffe des Tierreichs, Lfg 15, 1940.