pseudoniem Klabund (Crossen a. d. Oder 4 Nov. 1890 - Davos 14 Aug. 1928), woonde meestal te Berlijn.
Zijn expressionnistische gedichten en vertellingen, dikwijls wonderlijk van inhoud, hebben in de grond alle dezelfde tendentie: het streven naar innerlijke rust en geluk, het verlangen naar bevrediging, die het leven hem nergens gaf.Bibl.: Gedichten: Morgenrot (1912); Himmelsleiter (1916); Chinesische Nachdichtungen (1916); Der himmlische Vagant (1918); Dreiklang (1920); Blumenschiff (1921); Das heisse Herz (1922). Romans: Moreau (1915); Mohammed (1917); Bracke (1918); Pjotr (1923); Borgia (1928). Toneelstukken: Die Nachtwandler (1919); Der Kreidekreis (1924); Das lasterhafte Leben des Christoph Wagner (1925). Verder: Das deutsche Soldatenlied (1915, anthologie); Deutsche Lit. Geschichte (1919. 40ste dr., 1922); Geschichte der Weltlit. (1921). Ges. Werke (6 dln, 1930).
Lit.: H. Grothe, K. (1933); H. Böhme, Tuberkulöse Dichter, diss. Marburg (1939).
