in Carië, peripatetisch wijsgeer, die tussen 198 en 211 na Chr. te Athene leefde. Hij was een der vruchtbaarste en nauwkeurigste uitleggers van Aristoteles, waarom hij de „exegeet’ ’ werd genoemd.
Onder zijn commentaren is in het bijzonder te noemen die op de eerste boeken der Metaphysica (uitg. van Hayduck in 1891). Verschillende uitleggingen bestaan nog slechts in Arabische vertalingen. Van zijn zelfstandige geschriften zijn als de belangrijkste te noemen: De Jato, verder Quaestiones naturales en De anima. Zijn uitlegkundige geschriften zijn te Berlijn uitgegeven als Commentarii in Aristotelem (1882—1909), en zijn Scripta minora in het Supplementum Aristotelicum (1885—-1903). In de Renaissance werden naar hem Alexandristen genoemd die Aristotelici, die in tegenstelling tot de Averoïsten zijn opvatting der Aristotelische leer, met name betreffende de onsterfelijkheid, volgden; hun voornaamste vertegenwoordiger was Pomponatius 1462—1524).