Engels staatsman (geb. Weston-super-Mare 1 Mei 1885), is geboortig uit een eenvoudig milieu en moest reeds op 13-jarige leeftijd in zijn levensonderhoud voorzien.
Ruim twintig jaar was hij werkzaam bij de Educational Committees, terwijl hij tevens korte tijd lekenprediker bij de baptisten was. Daarna was hij werkzaam in de coöperatieve beweging. In 1922 werd hij voor Labour lid van het Lagerhuis en weldra parlementair secretaris van het ministetie van handel in het eerste Labour-kabinet. Van 1929-1931 was hij minister van marine in het tweede. In deze functie was hij afgevaardigde ter vlootconferentie van 1930. Hij trad af, toen zijn partijgenoot MacDonald een nationale regering ging vormen. In Mei 1940 werd hij door Churchill weer geroepen tot de post van minister van marine, welke hij behield tot het uiteenvallen van de coalitie-regering in 1945. Na de overwinning van Labour trad hij in het kabinet-Attlee weer in deze functie op. In het voorjaar van 1946 maakte hij met Sir Stafford Cripps en Lord Pethick Lawrence deel uit van de kabinetsmissie naar Brits-Indië ter bereiking van een nieuw statuut van deze kolonie. Nog in hetzelfde jaar werd hij aan het hoofd geplaatst van een nieuw ministerie van defensie, dat boven de tot dusver zelfstandige ministeries van oorlog, marine en militaire luchtvaart komt te staan.