Duits Egyptoloog (Berlijn 31 Oct. 1854 - 26 Juni 1937), studeerde te Leipzig en Berlijn, waar hij in 1883 buitengewoon en in 1892 gewoon hoogleraar in de Egyptologie werd. Tevens was hij van 1884-1914 directeur van de Egyptische afdeling van de koninklijke musea aldaar.
Erman is de grondlegger van de strenge grammatische studie van het Oudegyptisch in zijn verschillende phasen; zijn optreden betekent een nieuw begin in de Egyptologische wetenschap. In den beginne ondervonden hij en zijn (de Berlijnse) school hevig verzet van de kant van de oudere, vooral Franse Egyptologen: op de duur drong echter zijn methode overal door. Sinds 1897 wijdde hij zich hoofdzakelijk aan de bewerking van het grote Wörterbuch der aegyptischen Sprache, dat in 5 dln met medewerking van H. Grapow 1926-’31 verscheen (op het 2de dl verschenen Belegstellen, bearb. v. Grapow u. W. Ehrichsen, 1940).Bibi.: Neuägyptische Grammatik (1880; 2de dr. 1933); Aegypt. Grammatik (1894; 4de dr. 1928); Aegypten und aegypt. Leben i. Altertum (2 dln, 1885-1887; 2de dr., omgewerkt d. H. Ranke, 1923); Die Aegypt. Religion (1905, 3de dr.: Die Religion der Ägypter, 1934); Die Literatur d. Aegypter (1923); Mein Werden und mein Wirken (1929); Die Welt am Nil (1936).
Lit.: Zeitschr. für ägypt. Sprache LXXI (1935); H. Grapow, A. E. Bibliographie (1934).