Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Acclimatisatie

betekenis & definitie

(of acclimatatie) is de aanpassing van levende wezens aan een ander klimaat dan dat van hun vaderland. Men moet onderscheid maken tussen de acclimatisatie van individuen (soms relatieve acclimatisatie genoemd) en de absolute of rasacclimatisatie, welke tevens de nakomelingen omvat.

De invloed van het klimaat op de gezondheid is gedeeltelijk een direct gevolg van de natuurkundige eigenschappen van de dampkring, zoals de temperatuur, de vochtigheid, de druk en de electrische toestand van de atmosfeer, de luchtbewegingen en de hoeveelheid zonlicht. Temperatuur en vochtigheid van de dampkring zijn van grote invloed op de warmteregulatie van het lichaam. Bij de stofwisselingsprocessen, die aan het leven zijn gebonden, wordt voortdurend warmte ontwikkeld en tijdens arbeid neemt de hoeveelheid warmte, die in het lichaam ontstaat, belangrijk toe. Het zgn. nuttig effect der menselijke machine is ongeveer 20 pct, d.w.z. dat er tijdens spierarbeid viermaal zoveel energie in de vorm van warmte verloren gaat als er in mechanische vorm wordt omgezet. Aangezien de lichaamstemperatuur echter steeds ongeveer 37 gr. C. dient te blijven, is het van groot belang, dat deze warmte gemakkelijk aan de omgeving wordt afgestaan. Dit geschiedt langs de huid; moet er veel warmte worden afgegeven, dan verwijden zich de bloedvaten in de huid, zodat er veel meer bloed doorheen stroomt en de uitstraling van warmte toeneemt. Is dit nog onvoldoende, dan komen de zweetklieren in actie; door verdamping van het zweet wordt de verdampingswarmte aan het lichaam onttrokken. In zeer warme, vochtige, windstille streken zullen beide processen minder effectief zijn, de straling doordat het temperatuurverschil met de lucht gering is, de transpiratie doordat het zweet niet kan verdampen. De grens van het arbeidsvermogen wordt onder zulke omstandigheden spoedig bereikt, maar ook andere vitale functies ondergaan min of meer de invloed van het klimaat. In het algemeen kan men zeggen, dat het energieniveau waarop de mens en de dieren leven, de snelheid van groei en rijping, de weerstand tegen schadelijke inwerkingen van buiten, de lichamelijke en geestelijke activiteit, afhankelijk zijn van het klimaat en van de mate waarin het individu zich hierbij kan aanpassen. Het voorgaande maakt tevens enigermate begrijpelijk, dat de acclimatisatie in een koudere luchtstreek meestal gemakkelijker is dan omgekeerd

De biologische aanpassing aan tropische warmte geschiedt voornamelijk doordat de zweetklieren geleidelijk leren grote hoeveelheden vocht af te scheiden en door vermindering van de grondstofwisseling; tegen de sterke zonbestraling verweert het lichaam zich door pigmentvorming in de huid. Niet minder belangrijk is de wijze, waarop de Europeaan doelbewust zijn levenswijze aanpast aan het tropische klimaat door doelmatige kleding, woninginrichting, regeling der werktijden en andere hygiënische maatregelen. Deze welbewuste aanpassing met gebruikmaking van technische en economische hulpmiddelen (geen acclimatisatie in engere zin) stelt den mens in staat zich in schier elk klimaat met behoud van zijn gezondheid te handhaven, in tegenstelling tot de dieren, die zonder de hulp van den mens een veel kleiner acclimatisatievermogen bezitten. Mensen uit de gematigde luchtstreken die aan grote, soms snel intredende seizoensveranderingen gewend zijn, acclimatiseren in de tropen meestal gemakkelijk, doch er zijn individuele verschillen. Terwijl velen geen hinderlijke verschijnselen bespeuren, klagen anderen tijdelijk over moeheid, lusteloosheid, verminderde eetlust, slaapstoornissen, hoofdpijn. duizeligheid of andere bezwaren; deze hebben dan vaak een geringe verhoging der lichaamstemperatuur. Meestal verdwijnen de acclimatisatieverschijnselen binnen enkele weken of maanden, maar sommigen wennen nooit geheel aan het tropische klimaat.

Een jarenlang verblijf in de tropen vermindert, door de eenzijdige belasting van het warmteregulatieapparaat, het aanpassingsvermogen in tegengestelde richting, hetgeen bij de terugkeer in het vaderland blijkt uit een tijdelijk verhoogde gevoeligheid voor koude. Voorts nemen na een langdurig tropenverblijf de reactiesnelheid van het zenuwstelsel en de geestelijke dynamiek af; het uiterlijke flegma gaat soms echter gepaard met verholen prikkelbaarheid. Misschien zijn dit afmattingsverschijnselen, waaruit dan zou blijken, dat de acclimatisatie toch niet volkomen was, maar het kan ook zijn, dat andere factoren hierbij een rol spelen.

Vroeger heeft men de rechtstreekse invloed van het klimaat op de gezondheid ongetwijfeld sterk overschat. Men meende, dat verhuizing naar een andere aardgordel gevaarlijke „acclimatisatieziekten” veroorzaakte; gele koorts, malaria en andere ziekten werden toegeschreven aan ongunstige atmosferische omstandigheden. De ontwikkeling van microbiologie, epidemiologie en tropenphysiologie — belangrijk waren o.a. de physiologische onderzoekingen van C. Eykman te Weltevreden in 1887 en volgende jaren — heeft ons sindsdien tot het inzicht gebracht, dat het verband tussen klimaat en ziekte overwegend indirect is. Zo scheppen de warmte en vochtigheid der tropen optimale omstandigheden voor de ontwikkeling van parasieten (bijv. filaria) en van insecten, die ziekten als malaria, trypanosomiasis (tropische slaapziekte), gele koorts en leishmaniasis overbrengen; ook zijn de omstandigheden hier gunstig voor besmetting van voedsel en drinkwater. In zeer koude streken daarentegen werkt het klimaat de verluizing en daardoor de verspreiding van vlektyphus in de hand, terwijl de grote bevolkingsdichtheid van industriecentra in de gematigde zone bevorderlijk is voor ziekten, die door direct contact worden overgebracht, zoals de infecties der luchtwegen, waarvan de verwekkers bovendien waarschijnlijk in deze streken beter floreren. Vervolgens moet men niet onderschatten de invloed van de voeding en van sociale omstandigheden; te grote eenzaamheid enerzijds, allerhande uitspattingen anderzijds missen op den duur haar invloed op de gezondheid niet. Kortom, een verandering van klimaat gaat meestal gepaard met tal van andere milieuveranderingen, die ten dele indirect van klimatologische factoren afhankelijk zijn, ten dele daarmee weinig of niets te maken hebben. Al dergelijke dingen moet men in aanmerking nemen, indien mensen korte of lange tijd nadat zij in een vreemd klimaat gingen wonen, ten prooi vallen aan ziekte.

Het inzicht, dat het klimaat niet direct maar indirect voor het ontstaan en de verbreiding der tropische ziekten verantwoordelijk moet worden gesteld, is van onberekenbaar belang gebleken voor de bestrijding dezer ziekten. Tropische streken, die vóór deze ontdekking voor den mens en met name voor den Europeaan onbewoonbaar waren, kon men door assainering, waarbij voornamelijk de strijd werd aangebonden tegen de bloedzuigende insecten, die ziekten overbrachten of tegen de parasieten, die ze veroorzaakten, in gezonde oorden veranderen. Voorbeelden hiervan zijn de voorkoming van gele koorts en malaria bij het graven van het Panamakanaal, de bestrijding der gele koorts in een groot gedeelte van Zuiden Midden-Amerika met het resultaat, dat deze ziekte sedert 1903 niet meer in de Zuidelijke Staten van Noord-Amerika voorkwam en sedert 1908 uit de Antillen is verdreven, de bestrijding van de malaria in verscheidene delen van de Nederlandse en andere overzeese gewesten en de uitnemende resultaten bij de voorkoming der zgn. koelieziekten (mijnwormziekte, amoebendysenterie, malaria, framboesia, cholera en pest) op Sumatra’s Oostkust en in andere streken van Indië.

Men kan nu zeggen, dat elke tropische streek, mits men over voldoende geldmiddelen beschikt en mits de strijd tegen de ziekten geleid en gevoerd wordt door deskundigen, van een landstreek met moordende ziekten veranderd kan worden in een gebied waar de sterftecijfers niet belangrijk verschillen van die in gematigde luchtstreken met een zgn. gezond klimaat.

Toch blijft ook in directe zin het klimaat een factor van betekenis voor de gezondheid. Grote warmte leidt gemakkelijk tot uitputting, grote koude verwekt traagheid, te veel en te weinig zonnestralen doen beide schade, terwijl stormachtigheid en atmosferische onrust op nog onbekende wijze invloed schijnen te hebben op het zenuwstelsel en op het uitbreken van allerlei infecties. Niet elk klimaat is voor den mens even geschikt om in te leven; volgens Huntington (1924) zou een klimaat als dat van Newhaven (Connecticut) het gunstigst zijn voor grote lichamelijke en geestelijke prestaties van den mens. Andere onderzoekers menen, dat het klimaat, door zijn rechtstreekse invloed op de intensiteit der levensprocessen, een factor van betekenis is in de pathologie; hierop zou berusten, dat ziekten als hypertensie, suikerziekte, ziekte van Basedow en pernicieuze anaemie in de gematigde luchtstreken veel meer voorkomen dan in de tropen, waar parasitaire en infectieziekten overwegen. Dergelijke vraagstukken der geographische pathologie zijn echter zeer ingewikkeld en vooralsnog ver van hun oplossing verwijderd.

Rasacclimatisatie.

Men zegt, dat een ras goed geacclimatiseerd is, indien de nakomelingen der immigranten zich in het vreemde klimaat, zonder toevoer van vers bloed uit het vaderland en zonder vermenging met andere rassen, kunnen handhaven en daarbij de geestelijke en lichamelijke eigenschappen hunner voorouders in grove trekken behouden. Allerlei ongunstige ervaringen hebben geleid tot de opvatting, dat de nakomelingschap zich op den duur niet kan handhaven in een klimaat, dat zeer sterk afwijkt van dat in het land van herkomst. De vruchtbaarheid zou afnemen en ontaardingsverschijnselen zouden ontstaan ten bewijze van deze opvatting noemt men o.a. de „petits blancs” in Réunion, de „poor whites” in Barbados. Het is echter waarschijnlijk, dat de gevolgen van inteelt, tropische ziekten, economische tegenspoed en gemis aan contact met de Westerse cultuur hier belangrijker waren dan die van het klimaat als zodanig. Daarentegen wordt als voorbeeld van een geslaagde acclimatisatie van het blanke ras in een tropisch gebied verwezen naar de Kissarezen, afstammelingen van acht Hollandse soldaten, die in 1655 met hun vrouwen door de Oost-Indische Compagnie werden afgezet op het eiland Kissa bij Timor; zij werden vergeten, vormden gezinnen en brachten kinderen voort. Enige jaren geleden waren er meer dan 300 nazaten, die de eigenschappen hunner voorouders min of meer hadden behouden. Toch is dit ongewilde experiment begrijpelijkerwijze, door bastaardering en andere oorzaken, verre van zuiver gebleven. Het is aannemelijk, dat de ras-eigenschappen in de loop der generaties zich aanpassen bij het klimaat, doch aangezien er steeds zoveel andere invloeden mede in het spel waren, heeft men de betrekkingen tussen klimaat en ras nog nooit nauwkeurig kunnen bepalen.

DR H. J. VIERSMA

Acclimatisatie van dieren.

Bij het verplaatsen van dieren naar streken met een ander klimaat dan het land van oorsprong moeten zij zich aanpassen aan de andere temperaturen, luchtdruk, vochtigheidstoestand van de lucht en de gewijzigde voeding. Van deze factoren is de verandering van voedsel de belangrijkste.

Nu wij meer weten over de samenstelling van de voedsels en van de voedingsphysiologie kan de acclimatisatie gemakkelijker geschieden. Toch duurt het steeds enige tijd voor de dieren geheel aangepast zijn aan het, soms sterk, gewijzigde milieu. Het is zelfs mogelijk dat een bepaalde diersoort of een bepaald ras zich in de nieuwe omgeving niet kan handhaven. Ook zijn er vele gevallen bekend dat de productie (melk, eieren, arbeid) vermindert, PROF. DR G. M. VAN DER PLANK

< >