de vrouw van den rijken herdersvorst Nabal, in het gebergte van Juda, wist door geschenken en door haar schranderheid de gunst van David te verwerven, zodat hij haar na de dood van haar man huwde (I Sam. 25). Zij werd moeder van Davids tweeden (blijkbaar jong gestorven) zoon Kileab.
Ook een zuster van David droeg die naam; deze kan vertaald worden als: „mijn Vader (God) is gejuich”, d.i. een oorzaak van vreugde.